Gisteren zijn we met de oranje bus naar het vliegveld gereden, waar we snel onze bagage uit de locker hadden en daarna direct konden inchecken. Paul vroeg héél attent of we misschien eeen ‘complimentary invitation’ voor de business lounge konden krijgen, omdat we tenslotte een business class round the world ticket hebben. Dat moest geen probleem zijn, ze zou doorbellen dat we er aan kwamen. Zo keurig geregeld, dat we inderdaad door konden lopen. Een héél grote lounge met een enorm grote glaswand met uitzicht op het vliegveld en de baan waar wordt opgestegen. Ook mooi zicht op de groene heuvels met alle vrijstaande huizen in zachte pasteltinten en veel wit. Wat ons wel opviel: Hé-le-maal geen controle of je handbagage door een rontgenapparaat. Dat is vreemd in deze tijd! We hoorden later in het vliegtuig van een stewardes dat dit op vluchten met minder dan 96 passagiers niet wordt gedaan. Een kwestie van risico-analyse.
Even verderop stond een propje op ons te wachten, we zagen onze bagage nog passeren. We stegen op richting de stad en toen we een grote halve cirkel gedraaid hadden lag het centrum en daarna het vliegveld rechts onder ons. Het water tussen het noord en zuid eiland had grote banen met verschillende kleuren blauw en in de verte zagen we de landtongen van Marlborough in het water steken. Al gauw kwamen de eerst besneeuwde bergtoppen in beeld, eigenlijk vlak langs de oostkust. In de verte zagen we hele rijen sneeuwveldjes op toppen die aan de westkust liggen. Eigenlijk kijk je zo het hele eiland over. Ik had niet verwacht dat er aan deze kant van het eiland al zulke hoge bergen zo dicht aan de kust zouden liggen. Wat een scherp gekreukeld landschap is het vanuit de lucht. Wat een ongelooflijk uitzicht zo: We hebben zicht op de oostkust, we vliegen eraan parallel, en dan bijna over het hele zuideiland. Alleen komt de bewolking vanuit het westen steeds dichterbij. Zigzag wegen over de bergruggen. Ik geloof dat ik het hele uur met m’n neusje tegen het raam aan heb gezeten, camera onder handbereik. Enorm brede rivierbeddingen die door vlak gebied voeren, we konden ze makkelijk volgen vanaf hun monding in zee en dan meanderend door het vlakke land heen naar de bergen in het westen. Indrukwekkend: Werkelijk kolossaal brede beddingen met slechts wat meanderende stroompjes er doorheen. We kregen nog een kaart van de stewardess zodat we redelijk konden volgen waar we vlogen en welke brede rivierbedding we nu weer passeerden. Hoge witte kliffenkusten die vertikaal in zee komen. De landing ging eerst ook over weer zo’n brede rivierbedding heen en daarna kwamen we keurig op tijd in Christchurch aan.
Bij Ezy Rent haalden we onze auto op, een Nissan. Een geïmporteerde tweede hands uit Japan met een instructieboek waar je helemaal niets van kunt maken. De grootste lol op deze auto is een electrisch uitschuifbaar inparkeerstaafje boven de linker bumper. En hij geeft nog licht ook! Lachen! ‘s Avonds was er op TV dat er nét een aardbevinkje was geweest in Wellington. Ja zeg !!! Ben ik al weg ???? Nét gemist dus.
Op het ochtendjournaal kregen we te horen dat er over het hele noord eiland diverse aardbevinkjes zijn geweest! Hallo zeg, heb ik net m’n hielen gelicht, begint het feest! Buiten was het superzonnig maar behoorlijk fris. We gingen weer met de bus naar het centrum. Bij de halte is er een supergaaf systeem om te kijken welke bus er aan gaat komen: je drukt op de knop ‘city-center’ enbij de eerstvolgende lijn plus bijbehorende wachttijd gaat een lampje branden. Dat is makkelijk! Daarna een praatje gemaakt met een meneer die in de vijftiger jaren vanuit Nederland naar hier is geemigreerd, grappig zoals zijn Nederlands klonk. Hij had zijn hele leven gewerkt en was nu, omdat hij niet stil kon zitten, beheerder van de openbare toiletten op het plein bij de cathedraal geworden. Bij de cathedraal maakte Paul een praatje met de stadsomroeper die bij de ingang stond. Hij gaf ons wat tips voor dingen om te gaan bekijken. We zijn eerst naar het Arts Centre te gaan. Dat is gehuisvest in de oude universiteit, prachtige natuurstenen, echt Engelse gebouwen met grote binnenplaatsen en gemanicuurde grasvelden. De namen van de vakken die in de desbetreffende gebouwen gegeven werden, staan nog boven de deuren. Een houtwerkplaats bekeken en een atelier waar benen sieraden werden gemaakt: Wel maori figuren maar dan gemaakt door een pakeha (een blanke), dat is wat vreemd. Het kaartje met ‘Maori-made’ zijn we nog nergens tegen gekomen, zelfs niet in de jade werkplaats in Rotorua. Maar er is ook de fudge-cottage (oooooh.... need I say more?) en een kunstatelier met opengewerkte koperen beelden van Trevor Askin: We vonden ze fantastisch. De danseres (I could have danced all night), twee pinguins (Good fishing) an twee geabstraheerde zeilboten. Werkelijk weergaloos mooi, ook omdat er een soort blauwe vernis overheen lag. Wat ons wel opvalt is dat de hoogbouw hier werkelijk jaren 60 lelijk is. Terwijl je in Wellington ook hoogbouw hebt tussen de oudere gebouwen, is het daar meer één geheel geworden, en niet zo verschrikkelijk hoog. Hier is het een raar gezicht op betonnen kolossen hoogbouw hoog de blauwe lucht in te zien steken waardoor de lagere, oudere gebouwen wegvallen. Zonde hoor! Door de zonovergoten straten zijn we langs het museum gelopen en een stukje in de Botanical gardens, op zoek naar de Provincial Council Buildings. We kwamen echter eerst nog langs het Christ College Boys School, waarvan de diningroom (denk aan Harry Potter) momenteel verbouwd werd. Een werkelijk prachtig gotisch, hoog houten plafond en een glad houten vloer die schrééuwde om dansmuziek. We konden in feite zó terecht, muziek er bij en gáán. Fantastisch, wat een grote, en prachtige vloer was dat. Dit gaat erg mooi worden, dat is duidelijk. We maakten een praatje met een van de werklieden, een man die in 1964 vanuit Schotland hier is komen wonen, toentertijd duuurde het 18 maanden voordat je toestemming kreeg om te emigregen, inclusief medische onderzoeken. Tegen de tijd de de toestemming er was, was ‘ie al getrouwd en zijn vrouw beviel hier al snel van hun eerste kind. De leefomstandigheden toentertijd, in Schotland hadden gemaakt dat ‘ie als 24-jarige ging emigreren. Een prachtige vierkante en zorgvuldig gemanicuurde grasmat op de enorme binnenplaats, die omringd is door allemaal natuurstenen gebouwen, inclusief een theater en een observatorium. Super Engels maar wel érg mooi ! Het is wel duidelijk waarom Christchurch de ‘meest Engelse stad buiten Engeland’ wordt genoemd.
Onze wandeling ging verder door een woonwijk. Daar vonden we ook De Provincial Buildings. In eerste instantie zou New Zealand een staten-inrichting krijgen zoals Australie nu heeft, maar dat is later afgeblazen. Dit is het enige Provincial Building dat hier nog bestaat. En werkelijk, het is een pláátje, een juwééltje: De debate-room is ongelooflijk mooi van hout gemaakt, op het plafond wel drie verschillende (en bewerkte) lagen over elkaar, inspiratie hierdoor zou mooi in de Lord of the Rings passen. Gewoon op een bankje zitten en alleen maar genieten van al dat moois, heerlijk ! Er staan luxe leren stoelen waar de hoge heren uit het verleden hun discussies hebben gevoerd, het is helemaal in stijl. Zelfs een soort Ronde Tafel van Koning Arthur staat er in het midden. Het volgende juweeltje is een andere zaal, die een gotischachtig, hoog gebogen plafond heeft, dat werkelijk ongelooflijk mooi en veelkleurig beschilderd is. Het lijkt wel Scandinavisch of met een combinatie van Keltisch. Stenen open haarden in de hoeken en sier-gietijzeren-hekwerk over geulen in de vloer waardoor warme lucht voor verwarming op kan stijgen. Een klassieke klok die de tijd in Londen en Christchurch aangeeft. Altijd weer die connectie met Engeland. Ook de glas-in-lood ramen zijn prachtig mooi. Met het hoge koor achterin toont het als een kerk maar het is werkelijk een juwééltje! Er kwamen verschilllende groepen langs, maar wij konden heerlijk de tijd nemen om alleen maar te kijken naar al dat moois zonder dat we achter een gids aan moesten rennen. Deze stijl heet Victorian Gothic, wel de hoge lijnen maar dan niet de soberheid Gotiek denk ik. Wat een prachtig gebouw is dit. Ook de lange houten gangen langs de stenen muren zijn stijlvol en geven een mooi tijdsbeeld. Gewandeld langs gesloten zalen, waarbij we door de glazen deuren heen de prachtige tapijten konden bewonderen, chique en elegant ingericht. Brede ‘schreiden in lange rokken’ trappen. En in een kleine museumzaal lagen oude handschriften en oude foto’s. In 1996-97 is dit gebouw volledig gerestaureerd en aardbeving-bestendig gemaakt.
Uitzicht over de door bomen en parkjes omzoomde, door de stad slingerende Avon rivier. Een kleine stroom langs gemanicuurde grasveldjes, rozen- en andere veelkleurige bloemperkjes, oude brede bomen, mensen aan het zonnen en het lezen op het gras en een koppel knullen dat een balspel speelde (een soort houten tennisracket, het zal wel weer Engels zijn) en die grootste lol hadden als de bal weer eens in het toch nog snel stromende water terecht kwam.
We hadden bedacht om vanavond tango te gaan dansen. Toen we op het betreffende gebouw af liepen klonken al muziekklanken door de openstaande ramen op de eerste etage en bij de trapopgang naar boven. We werden nieuwsgierig bekeken en van harte welkom geheten en aan diverse mensen voorgesteld. Het dansen ging meteen al hartstikke goed, ondanks het feit dat we niet eens hadden geoefend. We hebben veel zitten praten met mensen die wilden weten wat we allemaal al hadden gedaan. Een van de organisatoren bleek Hollandse ouders te hebben, ze emigreerde naar New Zealand toen ze twee maanden was en thuis werd er gedacht: We zijn nu in New Zealand dus er wordt Engels gesproken. Ze kende helemaal geen Nederlands meer. En een enthousiaste vrouw stelde ons steeds voor aan andere mensen en raakte vaak met ons in gesprek. Ik heb nog gedanst met Neill (de echtgenoot van Anastasia) en met Graham, een heer op leeftijd die enorm kon dansen. Paul vroeg zich echt af waar ik al die passen toch geleerd had. Het was natuurlijk hartstikke eng maar hij leidde goed, leuk hoor! Dus al met al zijn we tot ver over 22.00 h (sluitingstijd) door blijven dansen. De twee genoemde dames vonden het toch wel kicken dat we hun dansavond bezochten en hun gevonden hadden via het Internet. De dame met paardestaart pakte zelfs ongevraagd onze camera om foto’s van ons te maken. Dat is leuk, want we hebben nooit een foto van ons samen. En een dikke omhelzing van de dame met de krulletjes bij het afscheid. Al met al was dit een heel geslaagde avond. Wat leuk zeg, tango dansen in Christchurch !!!!
Onze plannen voor vandaag waren naar aanleiding van het weerbericht van gisteravond gewijzigd. Zouden we eerst naar de westkust rijden vandaag, daar hebben we verandering ingebracht omdat er voor vandaag en vrijdag een weerwaarschuwing uitging gisteravond: Langs de westkust veel regen en nog veel meer wind. Daarom besloten we hier een nacht bij te boeken en Arthur’s Pass vandaag als dagtrip te doen. Zo kunnen we wel naar de pas toe rijden maar komen niet in het dievenweer aan de westkust terecht. En zo reden we even over 09.00 h via de Riccarton Road zó de stad uit de Canterburry Plains op. Een wijdse vlakte met een kaarsrechte weg en met een bergketen in de verte, waar we steeds dichter naar toe reden. Vooral akkerbouw, veeteeelt en hier en daar een wijngaard hier. Veel windsingels van dennenbomen en populieren, het lijken af en toe wel doolhoven. En langzamerhand rij je zo tegen de muur van scherpe bergtoppen aan. Bij Springfield reden we van het vlakke land zo de heuvels in: Veel grasvelden, het 10-uur journaal op de radio, hier en daar een huis, windsingels, koeien in de wei, passerende veevrachtwagens en een kudde schapen in een koolveld. De weg begint hier ook weer bochten te krijgen.Onze eerste stop was bij het hek van Brooksdale Staion: Please close the gate: Lupine-achtige bloemen, vingerhoedskruid en cabbage trees (=yucca-achtige bomen). Prachtige geel-oranje bloemen, mekkerende schapen en een rugelend stroompje. De weg door de bergen blijkt opvallend soepel te zijn, geen krappe slingerende bochten maar een brede weg die langs de bergen heen gaat. Daarvoor is ook ruimte genoeg, tussen de bergen liggen enorme vlaktes met kolossale grindbakken waar stroompjes doorheen meanderen. Waar we een ‘gewoon’ berglandschap hadden verwacht, werden we verrast door ongelooflijk mooi natuurschoon. We hebben onderweg stilgestaan om foto’s te maken maar in eerste instantie wilden we doorrijden naar Arthur’s Pass, omdat het weer zou gaan verslechteren. Bij Lake Pierson, dat tussen een paar grote jongens en de weg ingeklemd ligt, waren er al hoge schuimkoppen op het donkere oppervlak te zien. Het was buiten de auto ook behoorlijk koud. Lange broeken en jassen weer. Veel sneeuwvelden om ons heen. Brede morenen-mondingen met een beetje stromend water en opvliegende watervogels.
Op een gegeven moment begon de weg zich langs het gebied van Mount Misery te slingeren en kregen we uitzicht over een wijdse kiezelbedding, breed uitgewaaierde morenenhellingen, besneeuwde bergtoppen in de verte waar de wolken op lijken te leunen, klaterend helder en blauw-achtig water rugelt in de diepte, je ziet gewoon dat het water letterlijk ijskoud is. Indrukwekkend. Zo kun je je wel de inspiratie voor de Lord of the Ring voorstellen. Dit landschap mag terecht spectaculair heten. Maar vervolgens tref je dan toch weer een veld vol schapen, een dorp van vier huizen en een grasveld met zoetruikende hooibalen. Ook weer omdat er zoveel vlaktes tussen de bergen in liggen. We denken dat dat dit gebied zo speciaal maakt: Waar we in de Europese Alpen smalle, steile dalen hebben, heb je hier brede vlaktes met superbrede grindbeddingen tussen steile bergen. Het is werkelijk heel bijzonder te noemen. Bij Klondyke kruis je de rivier over een lange brug en vanaf daar gaat de weg slingerend steeds meer omhoog, samen met de spoorlijn en een smalle grindbedding ingeklemd tussen twee bergen, grote en steile, uitgewaaierde morenenvelden.
In het piepkleine dorpje Arthur’s Pass Village hebben we koffie gedronkenin het Kea-café, lekker bij de open haard. Moderne ingericht en toch met veel hout. We raakten aan de praat met een Engels koppel, dat een tienweekse reis door New Zealand maakt. Zij zijn echt weggegaan met het idee van ‘we zijn in de veertig, eens kijken wat het leven nog meer voorstelt’.
Daarna reden we door naar de Arthur’s Pass zelf die op 924 meter hoogte ligt. Oost treft hier west. Een winderig en koud uitzicht met een bord over de Maori-reizigers, die ook via dit gebied over het eiland reisden. Dit is de hoogste pas van de drie wegen, die van oost naar west gaan. Wolkenslierten rond de toppen en sneeuwveldjes. We reden nog even door na de pas en maakten een praatje met een wegwerker met een ‘stop’ bord, die stond te blauwbekken in de koude wind. Maar dit viel ‘m nog alles mee, hij was slechter weer gewend. Hij had niet eens handschoenen aan.
We zijn doorgereden naar het uitzichtspunt op het Otira viaduct. Dat was bijzonder. De harde koude wind, de wolkenflarden rond de bergtoppen, sneeuwvelden voor ons, scherpe donkere kammen rechts van ons, enorm grote morenenwaaiers op de hellingen en de rivier ligt rustig in de diepte. Het viaduct is enorm, 440 meter lang en staat op hoge betonnen palen. De pilaren zijn weer beschermd tegen verschuivend puin door hoge muren, die in een hoek van 90 graden tegen de helling in staan. Een vrachtwagen ging stapvoets over het viaduct, dat steil deze kant op komt. Het leek wel slow motion op deze afstand. Een Kea zat krijsend op een rotsblok: Kea’s zijn beschermde vogels, het is de grootste berg-papagaai, hij is donker groen maar heeft oranje oksels, die je dus ziet oplichten als ‘ie vliegt. Ondanks het koude weer was het prachtig om ‘m te zien vliegen. Helaas kwam er een gezin aan dat duidelijk met opzet een halfje gesneden wit mee had om ‘m te voeren. Paul heeft er nog wat van gezegd, het voeren stopte na het eerste halve sneetje. Nou staat er óveral dat je ze niet moet voeren, er zijn er nog maar maximaal 500 over en op deze manier wordt het helemaal nix meer met hun overleving. Ik bedoel maar, uitgestorven komt nooit meer terug. Even verderop zijn we nog bij een uitzichtspunt over de Otira-gorge en de lawine tunnel gaan kijken. Een enorme waterbak voert het water vanaf de berghelling óver de weg heen zó het ravijn in. Een foto gemaakt van de kleine stalen Yorki Point Bridge over de Otira River. Daarna weer terug gereden naar Arthurs’ Pass Village. Eerst nog foto’s gemaakt van de gletsjertong van Mount Rollerston (2271 meter hoog). Veel watervalletjes op de hellingen, piepkleine wandelaars bij de gletsjertong, heerlijk frisse berglucht, dikbemoste berkebomen en bij de bomen bij de parkeerplaats waren lange gordijnen van hangmossen aan de takken te zien. De wegwerkzaamheden waren vanwege weggeslagen / weggeërodeerde stukken wegdek. Het geratel van de generator had gezelschap van het watergeklater van de beek ernaast. Kleine watervallen in diepe beboste cravasses van de berghellingen. Enorme lupinevelden. De combinatie van de hoge scherpe bergen, de weidse vlaktes en superbrede kiezelbeddingen is wel heel bijzonder.
We besloten de dirt-road naar Hawdon shelter te gaan rijden. Eerst over de spoorlijn (een van de mooiste ritten ter wereld schijnt) daarna over een smalle brug over de brede rivierbedding. De unseald road ging door een weids grasveld en eindigde bij een bosrand. We zijn een eindje gaan wandelen door de droge kiezelbedding van een rivier die in de Waimakiriri uitkomt. Er zijn door de stroming (en waarschijnlijk voorheen het ijs) dijkjes ontstaan.
Op de terugweg viel in een uitgestrekte gele grasveld een dapper bloeiend rozenstruikje naast het pad op. En we werden ingehaald door onze eigen stofwolk. Wat een ongelooflijk landschap. Bij de Waimakariri Rivier zijn we nog even naar het water gelopen. De kiezels lijken op zompige grond te liggen, het zand ertussen is zwart. Het rivierwater is super helder en lichtblauw van kleur, de minerale kleur van de gletsjers. Het water rugelt door de kiezelbedding en stroomt opvallend snel. Tijdens de terugweg werd het weer steeds zonniger, en je kon goed voelen dat het beneden in de vlakte een stuk warmer was dan boven op de stormachtige bergen.
Om half 9 kwam er een newsflash dat er een uur eerder een 5,5 aardbeving geweest was in Wellington, om preciezer te zijn, bij Upper Hutt, op 30 km diepte. Zijn we er net vertrokken en the place is rockin’!
Onze huurauto draaide gisteren op de terugweg niet lekker dus die hebben we vanmorgen eerst omgeruild bij Ezy Rent. We willen niet weer stil komen staan. Het was redelijk zonnig met wat dunne bewolking hier. We reden eerst weer via weg 73 richting west. Daardoor merkten we dat er een forse wind stond. Maar boven de bergen toonde het nog steeds helder. We hebben nog even getwijfeld om door te gaan op ons originele plan en door te rijden, maar besloten toch verder te gaan op het alternatieve plan, er vanuit gaande dat de weersverwachting het bij het juiste eind heeft. Vanaf Darfield volgden we de scenic highway 72. Uitzicht over uitgestrekte velden, een ietwat heuvelachtig gebied omdat we eigenlijk niet ver onder de bergen doorreden, grote velden, hoge windsingels en een stormachtige wind door een dennenbosje. Velden met schapen, koeien en hertjes. We kregen een waanzinnig uitzicht op de Rakaia River, een ongelooflijk brede grindbedding met gletsjerblauwe stromen die er meanderend doorheen stromen. Vertikale wanden die horizontaal grijswit-geel-grijswit gestreept zijn. Op de houten brug over deze enorme Rakaia rivier hebben we gekeken naar het prachtige gletsjerblauwe, heftig kolkende en door de kiezelbedding voortjagende water. De harde wind benam ons af en toe de adem.
Via een unsealed road gingen we de Mnt Hutt op, waardoor de uitzichten steeds mooier werden. Het uitzicht over de vertikale wanden van de brede Rakaia River in de verte, het lichtblauwe water dat er in smalle stromen doorheen stroomt, een geblokt landschap met donkergroene windsingels en de berg die beneden ons als geheel onverwacht oprijst uit de weidse vlakte. Daar beneden was er werkelijk een grasveld te zien dat met een hek afgezet was, achter dat hek begint letterlijk de berghelling, zo bijzonder. Veel vogelgezang in de struiken en in de bomen beneden ons en een zoemconcert van bijen in de paarse, lupine-achtige bloemen. Platte bewolking met veel stukken blauwe lucht, heel in de verte hoor je race motoren, al die akkers in zoveel kleuren groen. Wát een landschap. De grove gravelroad voerde ons steeds hoger. Ergens ver boven ons, aan de linkerkant (de weg ging toen weer in noordelijke richting), zagen we een weg lopen, zou dat dezelfde weg zijn ? Dan kunnen we nog heel wat steiging verwachten! Diverse malen ging de slingerweg over een bergrug heen, écht over een graat, rechts van ons dan een steeds weidser uitzicht over de enorme Canterbury Plains, links de hoge en steeds kaler wordende toppen van Mount Hutt. We hielden een kleine lunchpauze met uitzicht.
Het zicht op de rivierbedding was adembenemend mooi, en de bergen aan de andere kant van deze bocht waren werkelijk dramatisch: Steil, grijs-bruin grindachtige toppen en langgerekte vertikale banden van Alpine begroeing daaronder. Je hoorde veel krekels hier en er passeerde zowaar een auto en even later een motorhome, nou, als díe deze hellingen al kan nemen ...... Ongelooflijke lijnen in de rotsen: bogen, golven en lagen die vertikaal, in een hoek van 90 graden stonden. Wat een actief gebied. De weg ging vanaf daar een stuk smaller omhoog, heel voorzichtig door de bochten heen rijden, overal losse stenen, zowel het hele wegdek (dat uit alleen maar losse stenen bestaat) als op de steile hellingen naast ons. Dunne lagen lei-steen, dermate losgeërodeerd en losliggend, dat ze al vielen als je ze alleen al aanraakte. Dit is avalanche-country hoor ! Alles ligt hier los, grote en kleine stukken hoekige rotsen. De lagen zijn al zo gekrakeleerd door de breuklijnen maar de erosie doet er nog een schepje bovenop. Werkelijk een rommelig, losliggend kiezelgebied, en dat met steile, kale hellingen: Er moest hier maar even geen trillertje optreden. En tóch zagen we hier veel kleine, donkere vlinders vliegen, terwijl het als zo’n troosteloos, dor en grijs gebied toont. Slechts hier en daar zagen we iets van rode vetplanten op de grijze hellingen groeien, maar dat was alles. Shell en Caltex beconcureren elkaar op weg naar de top: Shell staat bergopwaarts op de sneeuwpalen langs de weg, Caltex bergafwaarts. De weg eindigt bij een bord waarop staat dat je je nu wel op érg hazardous gebied begeeft dus daar zijn we gestopt. In het skistation wordt zo te zien hard gewerkt, de skilift loopt vanaf daar nog een eind naar de donkergrijze top toe. Het oppervlak toont zó onnatuurlijk donkergrijs daar, het is bijna aaibaar als fluweel. Bij een nog hoger gelegen skistation ligt het laatste stukje sneeuwveld van de berg. Het moet wel supersteil zijn als je hier naar beneden toe gaat skieën. Een beetje zonlicht bracht een spel van schaduw en licht op de kale, grijze toppen rechts van ons en vóór ons. We staan nog steeds in de luwte van de berg, er is amper wind hier. De auto bleek onder een vervaarlijk uitstekende rotspunt geparkeerd te staan, dát is lef.
Rond 14.00 h waren we van de berg af en was het volgende doel Geraldine. Wederom lange rechte wegen en diverse one lane bridges over smalle kiezelbeddingen met kleine snelstromende waterloopjes. Amper een tegenligger te zien. Mayfield bleek nog helemaal in kerstsfeer, grote plastic kaarsen aan de lantaarnpalen en glitterengelen plus kerststal-scene op een gebouw langs de wijg. Af en toe rij je langs muren van hoge dennenbomen die als windsingel dienen, soms zijn ze strakgeschoren als strakke muren. Tussen de dikke stammen door kun je de kuddes schapen over het er achter gelegen grasveld zien lopen. Af en toe kunnen we tussen de bergen rechts van ons heen kijken en krijgen dan zicht op scherpe zwarte toppen met veel sneeuwvelden. Zou Mount Cook vanaf hier te zien zijn. We passeerden een enorm lavendelveld. Het lijkt af en toe wel een tuinenlandschap hier met al die verschillend gekleurde vierkante velden.
In Geraldine liepen we een Maori art-gallery binnen. Met de man die de gallery runde ontstond er een gesprek bij de vitrine met de jade voorwerpen, omdat we hier voor het eerst pas het ‘Maori-made’ tekentje zagen. Of we zijn 35-seconden uitleg wilden horen? Dat werd een leuk gesprek over de verschillende namen voor de verschillend gekleurde jade-soorten. Kahurani is de helderste kleur maar de ‘waterkleur’ (melkachtig groen) was voor de Maori zelf de belangrijkste kleur jade. Hij liet ons een een stuk ‘tears of the river’ zien, tegen het licht in zag je de vele vlekjes donkere jade tussen lichtere steen. Over de Tiki is nog steeds onduidelijkheid, het is namelijk een lagere god voor de Maori, hij is belangrijker in Polynesië. Ook is het hoofd van de Tiki voor veel mensen heilig, vandaar dat hij vaak als hanger door de arm heen gedragen wordt in plaats van aan het hoofd. De man zelf bleek Simon Snow te zijn, er hing een poster van hem in de winkel met een stapel van een door hem geschreven boek. Maar zelf had hij het er daar niet over. Wel dat zijn vrouw Maori is en dat hun kinderen en haar familie de artiesten van deze gallery zijn, dat hij origineel met zijn ouders uit Engeland komt en dat er door de blanken nog steeds partionaal over de Maori’s gedacht wordt en dat ‘ie verbaasd was dat we al zoveel hadden gelezen over Maori kunst en geschiedenis. We kochten een prachtig bewerkt stukje jade plus een CD rom over de Maori-geschiedenis en ik mocht er nog een Abalone ring bij uitzoeken. We hadden het idee om ons stukje jade in te lijsten met het bijbehorende flax-mandje in een kleine maar brede lijst. Even later zei Simon dat ‘ie dat idee eigenlijk wel van ons over wilde nemen voor de gallery, nou, doen natuurlijk! Dat was al met al weer een heel bijzonder gesprek en dat geeft ons jade-souvenier ook weer extra waarde.
We besloten om via Highway 1, langs de kust, verder naar het zuiden te rijden, naar Oamaru, omdat er daar pinguins te zien zijn. Het was niet echt druk op deze doorgaande weg, die in lange rechte stukken parallel aan de kust gaat. We passeerden verschillende rivieren maar de Waitaki River was weer zo’n hele breden kiezelbedding met verschillende lichtblauwe stromen. Ongelooflijk zeg, inclusief wetlands leek er geen eind te komen aan de brug, fantástisch.
Tegen 19.00 h hadden we ons motel geregeld, onze boodschappen al gehaald en stonden we hoog boven het strand, keurig achter een hekje, te wachten op Yellow Eyed Pinguins. Het strand beneden ons lijkt oranje-bruin van kleur en het zeewater is melkachtig licht blauw. De golven worden getemperd door kelpbedden en ze trekken lange banen over het zand als ze zich terugtrekken. Toen we net aankwamen werden we door een paar oudere koppels gewezen op een pinguin die nog nét zichtbaar was voordat hij onder de beboste wand onder ons verdween, zijn spoortje door het zand ging in één rechte lijn van zee naar de bomen. Je ruikt het zilte van de zee en hoort het ruisen van de zee hierboen. Rechts van ons zie je de rest van de heuvels van het zuideiland steeds mistiger worden. Voorbij vliegende zeemeeuwen en het deinen van de kelpbedden op het water oppervlak. Er schijnt deze zomer een onbekend virus te zijn ontstaan in de pinguin-kuikens, waardoor die allemaal overleden. Op dit strand zijn er nog maar 35 volwassen pinguins over, over heel New Zealand nog maar 500 stuks. Er zijn hier ook geen tours meer omdat er amper meer pinguins te zien zijn. En zie zo’n arriverende pinguin maar eens te onderscheiden in dat deinende, draaiende kelp. Het deint traag op en neer met de golven en af en toe draaien er stukken blad boven water dat je makkelijk voor een vin of zo kunt aanzien. Opeens liep er een pinguin aan de waterrand, met andere woorden, je ziet ze écht niet aankomen. Hij sliep het strand op en toen ‘ie buiten het bereik van de golven kwam, ging ‘ie er helemaal voor staan. Vleugels naar achteren en koppie omhoog en rustig om zich heen kijkend. Meneer de superstar was gearriveerd. Ook langs het hek ontstond er enige onrust want iedereen (ik geloof dat er maar een mand of 30 langs het hek stond) wilde foto’s maken. Daarna waggelde de pinguin op z’n gemakt het strand op, af en toe nam ‘ie de tijd om zich op te poeletoeren, keek nog eens om zich heen, rekte zich lekker uit en waggelde weer verder. Het heeft werkelijk een paar minuten geduurd voordat ‘ie onder de beboste helling onder ons verdween. Je kon duidelijk de donkerrode top van z’n roze bekje zien, en z’n roze dikke flapperpootjes en de gele lijn over z’n ogen. Bijzonder hoor!
We hebben besloten om een dag extra in Oamaru te blijven, zodoende slenterden we vanmorgen door de winkelstraat, Thames Street, richting het visitor center. Wat opvalt hier is dat er veel dierenwinkels zijn, maar dat er ook heel veel winkels dicht zijn. En dat op zaterdagochtend! Sowieso toont het erg rustig hier. Al wandelend kwamen we langs ‘Living Stone’ waar we mooie beelden zagen. Binnen gekomen raakten we aan de praat met de kunstenaar Reid Wilson. Dit is de eerste dag dat zijn gallery open is. Hij werkt met Oamura Stone, kalksteen dat hier 35 tot 40 miljoen jaar geleden werd afgezet door een zee, die 200 vierkante kilometer van Zuid Otago besloeg. Vaak worden er fossielen gevonden deze stukken steen gevonden. De beelden waren prachtig rond en dan met strakke lijnen, érg mooi.
Daarna gingen we kijken in de St. Luke, een vrij kleine kerk die erg Engels toont met z’n natuurstenen buitenkant. Het plafond is gotisch hoog en prachtig van donker hout gemaakt. Dikke rode paijten op de grond en klassieke muziek op de achtergrond. Alleen aan de linkkerkant was er een zijbeuk met witte, glas in lood rozetten erboven. Verder veel mooie kleurige glas in lood ramen langs beide zijkanten. We liepen een beetje een eigen route met de stadswandeling in onze hand. Er zijn veel oude gebouwen die gerestaureerd zijn en die aan de buitenkant mooi opgeschuurd en schoon zijn. Het gros is gemaakt van de Oamura stone, lichtgrijze tot geelwitte kalksteen. Maar ook veel gebouwen waar nog niets aan gedaan is, zonde hoor. Ze staan er leeg en verlaten en vervallen bij. Een aantal schrééuwt werkelijk om onderhoud. Op de hoek van Wansbeck en Tyne Streets stond een werkelijk prachtig exemplaar maar binnen in stond een of ander groot log apparaat. Je kon aan de buitenkant nog de grandeur van de periode 1880 zien, veel klassieke versieringen boven de ramen en een rood bruine band rondom voor het accent. Maar zó groot dat het kapitalen zal kosten om het weer toonbaar en bruikbaar te maken. Het blijkt het Northern Hotel te zijn geweest, het is vaag nog naast de deur te lezen. Langs Tune Street staan verschillende klassieke gebouwen, vreemd is dat er slechts een paar in de folder van de stadswandeling genoemd worden, er zijn heel wat meer mooi opgeknapte gebouwen te zien. In een van de industriele panden (af en toe kun je door de ramen omhoog kijken naar de daken die tevens plafonds zijn, daar liggen doorzichtige plastic ribbelplaten op zodat er licht naar binnen valt en je de constructiebalken goed kunt zien, zoals in de oude vroeger bij een van de oude pakhuizen in Alkmaar. Het apparaat vlak voor het raam is een ‘woolblender’, op het apparaat zagen we allemaal plukken verse wol en er stonden stapels balen waaruit plukjes wol staken. Even verderop konden we tussen kieren in de deur naar binnen glauwen: Hele kratten verse wolplukken stonden daar in een grote hal geparkeerd.
In het mooi opgeknapte gebouw van de National Mortage Agency zit een tweedehands boekshop, Slightly Foxed. Ze gebruiken grote doeken als plafond, waardoor de je ramen in de daken nog steeds een beetje kunt zien. Een krakende houten vloer, een beetje stoffige geuren, houten boeken-rekken en de oude boeken achter glas. Het leek niet alleen een winkel maar ook een leeszaal. Aangenaam !
Ernaast staat de Grainstore Gallery, waar je doorheen kunt lopen naar de erachter gelegen straat. Het is een grote houten, industriele hal met piano’s, ouderwetse fietsen met één groot wiel, restanten van een gigantes-optocht en een ouderwetse schildering met een Engels Victoriaanse scene, waar je je gezicht doorheen kunt steken. We kwamen daardoor en Harbour Street, waar een oude treinrails nog door de straat loopt. Veel van de gebouwen zijn al strak gezandstraald maar hierover valt helaas weer nix te lezen. Het wegdek zelf is waardeloos en er reed best nog wel wat verkeer doorheen. Bij de organische bakkerij naast het hoekgebouw kochten we een krentenbol. Werkelijk o-ver-heerlijk! Stevig bruinbrood, bomvol grote sappige rozijnen en een knapperige korst met iets van een laagje sjem eroverhee. Deze dingt mee naar de allerlekkerste krentenbol ooit.
Het miezerde licht toen we het dorp uitreden. Eigenlijk op de bonnefooi volgden we bordjes ‘Vanished World Trail’ omdat we niet direct via Highway 1 wilden gaan rijden. Deze route liep langs de kust en zodoende kregen we uitzicht op een uitstekende rots met een groep jonge aalscholvers erop. Bij Kakanui reden we een doodlopend weggetje naar de kust op. Er stond een groep mannen bij een vissersboot en toen we over de rotsen keken, zag Paul twee 'fur seals' op de rotsen liggen. Ze vallen niet eens op. De rotsen varieren hier van geel tot donkerbruin dus ze hebben een perfecte schutkleur met hun verschillende tinten bruin. Eentje lag zelfs vrij hoog boven op een rots terwijl het eb was. Zou ‘ie nu moeten wachten tot de vloed opkomt voordat ‘ie er weer vanaf komt ? Een zwarte vogel met een lange rode snavel en rode oogjes, een soort scholekster. Prachtige rotspartijen, veel kelp deinend op de golven, lange lengteribbels op een enorme rotsplaat die heel langzaam naar zee afliep. De routebordjes volgend kwamen we bij All Day Bay, waar langs de loop van een kreek een oude grijze kleilaag te zien is, die zo’n 20 miljoen jaar geleden werd afgezet in water dat dieper was dan 150 meter. Door druk van onderaf is het nu aan de oppervlakte gekomen. We zijn de beek bij zijn monding op het strand overgestoken om de kleilaag van dichtbij te bekijken, er kunnen zelfs fossielen worden gevonden. De laag stopt ook abrupt en ligt onder een jongere zandafzetting. Op het strand lagen opvallend veel plukken roze en rood zeewier. Even verderop, bij Bridge Point, had de zee een kleine natuurlijke brug in de rotsen gecreëerd. Het landschap gaat hier glooiend naar de kust, weilanden lopen door tot aan het strand.
Daarna reden we over Highway 1 naar de Moeraki Boulders. Eerlijkgezegd had ik er meer verwacht en ik had ze grote gedacht. Vanaf de carpark was het een kleine 10 minuten lopen over een koud en winderig strand. Daarbij hadden we nog geluk dat het eb was, bij vloed moet je via het restaurant en daar moet je dan toegang betalen, in de krant van gisteren stond daar een hele discussie over. Sommige boulders zijn gaaf, andere zitten onder de mini-mosseltjes en weer andere zijn vreemd hoekig doorkruist door lijnen oranje kristallen. Heel wonderlijk allemaal. In de vertikale zandsteenklif zie je zeker twee boulders deels uitsteken, nog een paar regenbuien en ze komen helemaal los van de klif te liggen. Bovenop de kliffen, in de bossages, hoorde je vogels prachtig zingen. Het leken vinkjes (alleen de bek was veel puntiger) en hadden een rode kop, een gele vlek op de vleugel en zijn verder zwart en bruin. Het weer richting Dunedin werd steeds donkerder. Bij Shag Point (what’s in a name) reden we naar een langtong vanwaar je fur seals zou moeten kunnen zien. Nou, inderdaad, tíentallen seals op de rotsen aan het uitbuiken en een paar aan het zwemmen in het heldere water. De vloed kwam net op en veroorzaakte een hoop reuring in de kelpbedden tussen de rotsen en landtongen. Slechts af en toe hoorde je een seal even loeien, verder lagen ze te pitten of te draaikonten en een paar kleintjes kropen vanuit het water op de rotsen. Het is tevens een oud mijngebied en hier en daar staan oude roestige karretjes. Er scheen ooit steenkool gedolven te worden vanuit de zeebodem. Ondanks de kou en de harde wind hebben we een broodje met uitzicht op deze prachtige dieren gedaan, je kunt er naar blíjven kijken, ze zijn werkelijk prachtig. Ze verschillen onderling ook zoveel door de diverse tinten bruin van de vachten.
De weg slingerde soepel en breed door een heuvellandschap, we kwamen steeds hoger te zitten, en de bewolking kwam derhalve steeds dichterbij. De toppen van de groene heuvels gingen schuil in de wolken en af en toe reden we zo hoog, dat de weg nét de laagste wolkenslierten raakte. Kleine dorpjes, velden met schapen, hertjes en zelfs ezeltjes en kleine bospercelen. Maar op het moment dat we Dunedin bereikten, brak de bewolking. We reden zó het bewolkte heuvellandschap uit zó het dal in, waarin Dunedin en de Otago Peninsula liggen. Het lichtte daar helemaal op omdat de zon door de gebroken bewolking heen scheen, dat toonde verschrikkelijk mooi.
We liepen later het centrum in naar het Octagon. Het centrum wordt gemarkeerd door twee in elkaar liggende achthoeken. De First Church (architect Lawson) is een niet al te grote kerk met lange vertikale, gotische lijnen aan de buitenkant, die bestaat uit wit natuursteen. Het houten plafond is prachtig. De lengte van de kerk is beperkt, na 7 banken beginnen de dwarsbeukeen al. Dat is tevens de diepte van het daarboven gelegen koor. De houten bogen onder het plafond lijken wel Keltisch met die gestyleerde klavers. Mooie hoge glas in lood ramen langs de zijkanten en een prachtige glas in lood rozet boven het altaar. Diverse oude Engels / Nieuw Zeelandse vlaggen, waarvan er eentje een Kiwi in het midden had. Overal dik rood tapijt met gouden klavertjes. Het begon in de tussentijd steeds donkerder en kouder te worden. Voor vandaag was een maximum temperatuur van 15 graden verwacht maar met de harde wind voelde het nog kouder. Er zijn vandaag maar weinig winkels open natuurlijk, maar ook het gros van de restaurants blijkt dicht te zijn, dat gaf het centrum nou niet bepaald bruis op deze donkere middag. We zijn naar het station gelopen, dat er werkelijk bijzonder fraai uitziet. Een prachtig Engels gebouw van diverse natuursteen in ‘Flemish renaissance’ stijl: Zwarte vulkanische steen uit Kokonga, witte limestone uit Oamaru en de kolommen zijn van Aberdeen graniet. Het is een pláátje. Een fantástisch mozaïk op de vloer, prachtige geglazuurde reliëftegels boven de deuren, zelfs de ticketoffice had wit geglazuurde reliëftegels met ‘tickets’ boven het glazen raampje en het logo van NZR kwam overal terug: Gezandstraald in de ramen en als mozaïk op elke trede van de trap. Buiten stond een oude houten trein die dagelijkse toeristenritjes maakt. Het was een werkelijk bijzonder gerestaureerd gebeuren, met de grandeur van de vroegere, grote treinreizen, práchtig ! We liepen langs de Cadburry (slik, slik, je kon de chocolade buiten rúíken!) fabriek.
Dikke regendruppels, dát was niet voorspeld voor vandaag ! Het uitzicht vanuit onze hotelkamer over de heuvel en de haven werd regelmatig grijs door de tussenliggende wolkenslierten. Bovenop de heuvel hangt nu nog een klein wolkenpakket maar langzamerhand lijkt het wat helderder te worden. Het schiereiland is ook te zien en de Nieuw Zeelandse vlag even verderop hangt er door de nattigheid wat bij te slingeren. Het water stroomde net over het steile straatje waar we op uitkijken (veel steile straten hier hoor, er schijnt hier zelfs het steilste straatje van de wereld te zijn) maar het ergste lijkt nu wel weer weg. Naast de oudere, natuurstenen of bakstenen gebouwen is hier wel veel jaren zestig / zeventig beton hoogbouw neergepleurd, wat natuurlijk wel weer jammer is. Maar verder moet de stad nog veel oude architectuur hebben. Aan de hand van het weer van morgenochtend gaan we beslissen wat we gaan doen. Vooralsnog moet het morgen half om half zijn, maar zijn de uitzichten voor de westkust tot en met vrijdag zonnig te noemen. Maar goed, dat is nog bijna een week verder en het is hier nogal moeilijk om het weer te voorspellen. We hadden gisteren ook gedacht hier nu in het zonnetje te zitten in plaats van in de regen.
Op een gegeven moment brak de zon nog door een spleet in de bewolking achter ons, waardoor de heuvel voor ons, in het oosten, prachtig licht ving. Ook de mistbank bovenop de heuvel kleurde helemaal oranje op. En Dunedin zelf werd ingelijst door twee regenbogen, het was een prachtig gezicht.
wij bij een Moeraki boulder, klik op de foto voor meer foto's
Vanochtend zijn we wakker geworden van de big-ben klokken hier vlak bij, bleek zowaar de bewolking gebroken en zagen we wat zonlicht over de stad schijnen. Dat belooft in ieder geval weer wat. We zijn eerst naar het Museum of Otaga gegaan, lopend langs George Street. De stad toont bezig, niet uitgestorven maar behoorlijk wat mensen op straat voor een maandagochtend. In het museum hebben we de Maori sectie bezocht, die heet Tangata Whenua. Veel sieraden natuurlijk, niet alleen van jade maar ook van haaietanden, een mooi diorama van een settlement bij de monding van de Shag River (waar we gisteren langsreden) en oude foto’s uit 1888 1904. Een hoge paal met een mannenfiguur als basis met getatoueerde billen, dijen en een moko, érg mooi. Diverse houten panelen uit ca. 1870 uit de omgeving van Napier, prachtig bewerkt, die ooit bedoeld waren voor een marae. Toen echter de opdrachtgever, chief Karaitiana kwam te overlijden, raakten de panele, waarvan een aantal niet-afgemaakt was, in de vergetelheid. Dr. Hocken hoorde over deze panelen en heeft ze naar de grote New Zealand tentoonstelling van 1889-1890 gestuurd. Na de tentoonstelling heeft hij ze gekocht en aan dit museum geschonken. Verder nog een aantal mantels, zowel van kiwiveren als van hondenhaar. Op de Polynesische sectie zagen we ook kunst van de Cook eilanden. Prachtige bijlen met superfijn bewerkte handvaten die op een kunstige manier met touw in patronen vastzaten aan de bijl zelf. Er lagen nog wat grove exemplaren tussen die speciaal voor de Europeanen waren gemaakt. Samen met een verhaal dat deze bijlen ‘heilig’ waren (maar volstrekt niet-bruikbaar vanwege de onzinnige vormgeving) deed dat wonderen voor de verkoop en de prijsstelling. Een pop verkleed als een krijger van Kiribati, met een koffervisje als helm over z’n hoofd getrokken, een pak van kokosnotenvezel en een buikband van vissenhuid, het zag er buitenaards uit. De tentoonstelling op de derde etage, Southern Island, Southern People, zag er op zich erg mooi uit, heel verzorgd, maar was heel rommelig in elkaar gezet. Er zat geen enkele lijn in en het behelsde alle mogelijke onderwerpen van geologie, veeteelt, bevroren lamsvlees export, fossielen, opgezette dieren, plaatselijke sporten, schelpen en immigratie. Ik bedoel maar.
Daarna zijn we naar het motel gelopen om de auto te halen voor een ritje over het schiereiland, de Otago Peninsula. We zijn over Hichcliff Road naar de eindpunt van het schiereiland. De weg doet z’n naam eer aan: hij stijgt vrij snel en stijl maar wel soepel naar hoog boven het zeenivo. Je rijdt echt een hele tijd over de graat. We reden langs steile wanden van weilanden met schapen, dan weer met uitzicht op de suburbs van Dunedin aan de andere kant van de Otago Harbour, dan weer uitzicht over de oceaan, over kleine zandstranden, brede golfpatronen en uitstekende rotskusten. Na Portobello gaat de weg langs de Otaga Harbour op zeenivo. Het was eb en tussen de weg en het water lag de ene keer een smal stukje strand, en andere keren weer hele stukken drooggevallen wad. Feit was wel dat je héél dicht langs de rand van de rotsen reed. Vanaf Portobello werd de weg ook slingerender en smaller. Bij Otakou stopten we nog even bij de fraaibeschilderde marae, Simon, de schrijver uit Geraldine had ons niet alleen het museum van vanochtend aanbevolen, maar ook deze marae. Wat deze kerk en marae bovendien bijzonder maakt, is dat al dat ‘houtsnijwerk’ niet van hout is, maar van beton. Dat zie je ook alleen maar als je er met je neus bovenop staat. De trappen zijn ingelegd met grote stukken jade en naast de deur staat weer zo’n ‘prutschrapertje’ voor je schoenen. De kerk is versierd als een marae maar is van binnen heel sober, alleen dwarsbalken zijn in rood, wit en zwarte motieven beschilderd. De marae die ernaast staat heet Tametea. Zeker van afstand, met de poort erbij, tonen de kerk en marae erg mooi samen.
De kust van het zuideiland wordt steeds grijzer blauw naarmate je verder naar het noorden kijkt, puntige oude vulkanen, uitstekende rotspartijen in zee. Met de verrekijker kon ik witte lepelaars met lange zwarte bekken zien nestelen in de vertikale wand van de rots voor ons. Het kelp onder aan de rots dreef als slierten lang haar op de deining van de golven, ditmaal geen bladkelp maar slierten kelp. En....... we zagen diverse fur seals op de rotsen liggen. Eentje zwom onder onze rots door, die was echt aan het spelevaren. Hij draaide zich vertikaal rond zijn as, ging vervolgens met z’n koppie onder, flappies boven water en weer rond z’n as draaien, het was zo speels en grappig om te zien. Als ‘ie dieper dook kon je ‘m in het hele heldere water gewoon blijven volgen. Ook leek ‘ie te zwaaien met z’n zijvinnen boven het water uit, fantastisch. Grote grotten links van ons, van waaruit de golven zich met veel gebaar uit terugtrokken en alle slierten kelp meenamen richting zee, indrukwekkend. Maar helaas geen albatros te zien in de lucht, en daar waren we toch voor gekomen. Dus op naar het Royal Albatross Center.
Dit gebied op de top van het schiereiland was ooit een pa, een gefortificeerde Maori nederzetting. Na de komst van de Europeanen bleef deze punt belangrijk voor de nationale verdediging en zodoende werd al het groen weggehaald en het land in terassen verdeeld. Juist daardoor ontstond een juiste omgeving voor de grote albatrossen om hier te nestelen. Dat is sinds 1920 het geval. Momenteel komen hier 150 tot 200 vogels. Het is het enige punt op het vasteland ter wereld waar deze vogels nestelen. De vogels zijn heel bijzonder want ze vliegen tussen 30 en 60 graden zuiderbreedte de hele zuidelijke ijszee over, gaan steeds mee met de westenwinden (draaien als het ware rondjes rond Antarctica) en zijn zweefvogels. Met een spanwijdte van meer dan 3 meter vliegen ze amper (hebben ook slecht ontwikkelde borstspieren) maar zweven vooral. Ze verblijven een jaar op zee, drinken zout water dat hun lichaam zelf omzet in zoet water, hebben harde wind nodig om te blijven zweven, anders dobberen ze op het wateroppervlak, ook om te slapen. Ze kunnen snelheden van tegen de 120 k/h halen en vliegen zo’n 500 tot 1000 km per dag. De gids sprak over 3 miljoen nautical miles vliegen tijdens hun cirka 35 jarige leven!!! Maar terwijl ze in de lucht majesteus zijn, zijn ze op land onhandig. Een keer in de twee jaar legt een vrouwtje één ei en al met al is het ouderpaar (er zijn echt twee vogels voor nodig) een jaar bezig met het grootbrengen van een jong. Vervolgens vertrekt het jong en daarmee ook de ouders, het volgende jaar herhaalt zich dit tafereel met een volledig nieuwe bevolking en na nóg jaar komen de koppels van twee jaar geleden hier weer terug. De jonkies daarentegen vertrekken voor 5 jaar naar zee voordat ze hier (volwassen) weer terugkomen. We gingen naar het uitzichtspunt, vanwaar we zicht kregen op een vrij steile, begraste helling met 2 zichtbare albatros nesten en beneden bij het water een grote groep Steward Island Shags (aalscholvers). Ook dát is een unicum, dat ze hier op het vasteland broeden. Deze groep heeft zowel zwarte vogels als zwart-witte maar ze behoren allebei tot dezelfde groep. Aan de andere kant van de heuvel zou een groep Spotted Steward Island Shags broeden op dit tijdstip. Echter, er blijkt niet voldoende voedsel voor deze groep te zijn (een speciaal soort vis) dus de vogels zijn wel in hun broedverenkleed, maar geen van hen heeft een ei gelegd. Dat is nog eens energie-besparing ! Er wordt hier echt voor de albatrossen gezorgd: De jongen worden geringd en elke dinsdagochtend gewogen, bij elk nest staat een kleine sprinkler om te voorkomen dat de dieren gestrest raken door warme zomerdagen (die hier dus blijken voor te komen) en bij elk nest staat een kleine vliegenval: Een fles met suikerwater zodat vliegen verdrinken en geen eitjes kunnen leggen op het jong als dat net uit het ei probeert te komen (hetgeen drie dagen duurt). Ook vogels die op een niet-bevrucht ei zitten, worden ingeschakeld als stiefouders om eieren uit te broeden van koppels, waarvan één ouder niet terugkomt tijdens het broeden. Ook vertelde David, onze gids, een verhaal van twee vrouwtjes, die elk een ei in één nest hadden gelegd (dat vanzelfsprekend niet bevrucht was) en daar ook dapper op zaten te broeden. Hun eigen eieren werden weggehaald en er werd een bevrucht ei in gelegd. De dames schijnen op deze manier jaren als goede stiefouders een jong te hebben grootgebracht. Helaas hebben we geen albatrossen zien vliegen, daarvoor blijkt er te weinig wind te staan. Maar al met al was het een heel interessante middag geworden.
Na een bakkie op het terras zijn we teruggereden naar de stad (ongeveer drie kwartier) waar we eerst naar het steilste straatje ter wereld zijn gereden (38 graden helling!) en daarna naar de University of Otago. Tussen alle supermoderne gebouwen staan een paar prachtige statige, Engelse natuurstenen gebouwen, inclusief torentje. Helemaal Harry Potter. Zwarte stenen met witte accenten, prachtig.
Nog even een foto op het Octagon in de zon gemaakt en daarna verlieten we heuvelachtig Dunedin. Mooie houten huizen op steile hellingen. We waren op weg naar het meest zuidelijke puntje van onze wereldreis en vanaf daar gaan we vandaag naar het westen. Alhoewel er wel wat bewolking op kwam zetten bleef het toch heerlijk zomerweer. Onderweg troffen we nog een bord langs de weg: 'Slow down, one doctor, no hospital, one cemetery'. De waarschuwingen zijn hard hier maar vaak ook met tikje cynische humor. Highway 1 bleek een soepele weg die door een redelijk egaal gebied gaat met heuvels aan beide kanten. Veel schapenlandjes, veel velden met hertjes, granen en bospercelen.
Balclutha riepen we uit tot meest zuidelijke punt ooit bereikt (officieel ligt dat punt een paar kilometer verderop maar hier hebben ze tenminste koffie). Die dronken we in een klein winkelcentrum op de eerste verdieping, een kleine lunchroom met huiselijk bewerkte, jaren 70 bewerkte grenen eetkamerstoelen. Er is verder helemaal nix speciaals aan dit dorp, it’s just another town. Maar goed, het ‘bruisende’ centrum met z’n vele paarse haning baskets toonde dan wel weer vriendelijk.
Vanaf Balclutha werd de weg iets bochtiger en heuvelachtiger. Via Clinton reden we naar Gore. Die verbinding hadden we zelf ook al bedacht maar vanaf Clinton stond er echt een groot verkeersbord: Presidential Highway. Vanaf Pukerau, nog vóór Gore, kwamen de hoge bergen in de verte in beeld. Scherpe kammen, vaag in de verte achter de lappendeken van velden, die hiernog over de heuvels ligt. In Gore hielden we onze broodjes lunch in een klein park onder het toeziend oog van een enorme, kunststoffen brown trout. Gore blijkt ‘the brown trout capitol of the world’ te zijn. Zo zijn er opvallend veel hoofdsteden hier.
Net buiten Gore zien we de eerste sneeuwvelden op de berghellingen in de verte. Wat een verschil met het vruchtbare land waar we nog steeds doorheen rijden. Schapen in de schaduw van een rij hoge bomen, pas gemaaid hooi, de bermen bomvol gele en witte bloemen, enorme dennenbomen in een lange rij als windbreker en de vage bergen in de verte die steeds minder vaag en grijs worden. We lijken er recht op aan te rijden. Naast ons eerst nog de groene en vruchtbare velden van de Waimea Plains en daarachter hogere heuvels met bossen van de Hokonui Hills. De weg bestaat uit lange rechte stukken en er is amper verkeer. Voorbij Mossburn kwamen we door het Red Tussock Reserve: Rechts van ons een enorm uitgestrekt gebied met vreemd oranje-geel gekleurde, grote pollen gras. Daarachter de dramatisch oprijzende grijze, scherpe kammen van de zuidelijke Alpen met besneeuwde toppen. De muziek van de Lord of the Ring die opstaat past hier wel, je kunt je de voortjagende ruiters van Rohan hier goed voorstellen. Links van ons eerst nog lagere grasheuvels (geen lappendeken van akkerbouwvelden meer), daarachter de beboste heuvels van het Takitimu Forest en daar weer achter de grijze vertikale toppen van de Takitimu Mountains. We stopten om een foto te maken van de berm, die bomvol staat met veelkleurige lupines: Zware zoete geuren toen we uitstapten, de lucht lijkt bezwanderd met hun zoete geur. Kaal-grijze toppen achter de heuvels, links van ons, statige zuidelijke Alpen recht voor ons, een kudde hertjes draait als één man allemaal hun mooie koppies onze kant op. We zien hier enorm veel velden met herten maar dat vlees gaat zeker allemaal voor de export, we hebben nog niet één keer hert in de schappen zien liggen hier. Ondertussen werd de lucht weer strakblauw.
Omdat de weg zo soepel verloopt met lange rechte stukken is de afstand naar Te Anau niet echt indrukwekkend. Daardoor reden we al om 14.30 h het dorp binnen. Het is een van de weinige zonnige dagen hier in Te Anau, ruim 200 dagen per jaar regent het hier. Het uizicht over het smalle Lake Ta Anau is fantastisch, de bergen rijzen vertikaal omhoog aan de overkant. Grote donkergroen beboste hellingen met rechts de hoge kale top van Mt. Luxmore (1471 m), vóór ons de Kepler Mountains en links de Mt. Titiroa (1720 m) die ligt te schitteren in de zon. Van veraf lijkt het net of er versgevallen poedersneeuw op ligt maar het blijkt de weerkaatsing van het zonlicht op het witte graniet te zijn. Een watervliegtuigje landde, wisselde de passagiers en vertrok niet veel later weer met een nieuwe lading, lang over het water voordat ‘ie uiteindelijk opsteeg. De wind nam wat toe, er ontstonden wat schuimkopjes op het water maar in de zon was het nog steeds bijzonder aangenaam.
In het visitorcenter van het DOC (Department of Conservation) uitleg over de geologie (het oudste gesteente hier is zo’n 350 miljoen jaar oud), over de Maori bevolking, die hier nog maar 500 jaar aanwezig is en over twee soorten vogels die hier nog leven maar bijna uitgestorven zijn: De Kakapo (de grootste niet-vliegende parrot) en de Tahake, waarvan gedacht werd dat ‘ie was uitgestorven totdat er in 1948 nog 7 exemplaren werden gevonden. Ongeveer de grootte van een kip met een blauwe waas over de zwarte veren en een grote rode snavel, er zijn er nu weer 150 van.
Na het ontbijt zijn we eerst naar het bird sactuary gereden, iets verder dan het DOC infocenter. Er stond alleen een donatiebakje bij de ingang en vervolgens wandelden we over het natte gras naar de volieres. Het heeft wel een vrijwilligersgehalte maar ziet er toch wel redelijk uit. We hebben Kaka’s gezien, die op de Kea lijkt maar meer rood en geel, maar nog steeds een Alpine papagaai. Er waren Antipod island Parakeets, die groen zijn met een lichtblauwe snavel en een Tui zat op het nest, het witte bolletje onder z’n snavel was nog net boven de rand te zien. Er liepen ook Pukeko’s, die we iop het Noord Eiland ook hebben gezien, met hun mooie blauwe verenkleed plus rode bek. En het grappige was, eentje fladderde over het hek heen (deze enorme ‘voliere’ had alleen maar een hek rondom plus binnenin een paar lage hekken) en die kwam zo bij deTakahe’s terecht: Een bijzondere en bijna uitgestorven vogel, die op een Kiwi lijkt maar een prachtig groen-blauw verendek heeft, dat een beetje deint als het verendek van een struisvogel, en een opvallend grote rode bek met rood masker en grote, grove rode looppoten. Nu de Pukeko ernaast stond, waren de verschillen inderdaad opvallend. Ze behoren zelfs niet eens tot dezelfde vogelfamilie. Waar de Pukeko over het hek kon fladderen, is de Takahe een niet-vliegende vogel, net als de kiwi. Aan z’n poten te zien is het ook een echte loopvogel, wat een dampalen ! Bijzonder hoor, om deze vogel in het echte te zien.
Rond 11.00 h vertrokken we uit Te Anau. De bewolking begon toen te breken en we konden af en toe zelfs besneeuwde bergtoppen zien. De weg ging door het bos naar het noorden, door de bomen heen kon je soms Lake Anau met de daarachter gelegen, blauwige bergen zien. Ook dit is weer gematigd regenwoud waar je doorheen rijdt, grote varens tussen de bomen. Restanten van wolkenslierten op halve hoogte tegen de bergen aan.
We zijn een klein slingerpad naar beneden, naar het meer afgereden en kwamen op een smal kiezelstrand van Lake te Anau. Bij het water was het helemaal stil, je hoorde alleen vogelgezang en het zoemen van de vliegen, en de stille ‘ploenkjes’ van de piepkleine golfjes. Het wolkendek vervalt tot een lange sliert langs de bergen aan de overkant, die heel traag voorbij waait en langzamerhand oplost. Je zíét het gewoon gebeuren. Terug naar het zuiden toe zien we ook steeds meer toppen. Wát een rust. Vanaf daar keken we zo het Middle Fjord in, met de verrekijker zijn de kleine eilandjes bij de ingang te zien.
In de brede vallei van de Eglinton River ligt er een enorm oranje-geel grasland voor ons, een soort Ruiters van Rohan vallei. Links van ons de brede rivierbedding van grof grind. Daarachter abrupt de steile hellingen met dennebossen met daarboven de kale donkergrijze toppen. De toerbussen bij het uitzichtspunt midden in de vallei gaan gelukkig net weg. We ‘waadden’ door het hoge, goudgele gras, de motjes sprongen overal rondom ons op. Vanaf de valleivloer is het uitzicht werkelijk indrukwekkend. Je kijkt zó het Hollyfjord in het noorden in, steile bergtoppen met grote sneeuwvelden onder een onderhand strakblauwe lucht. Ook deze vallei blijkt een pad van een gletsjer te zijn geweest, die 10.000 jaar geleden is gesmolten.
De betreffende gletsjer heeft ook kleine depressies achtergelaten, die nu wetlands in de vallei zijn. We zijn bij Mirror Lakes gaan kijken, dat is ook zo’n stukje wetland. We zagen er Scaups zwemmen, kleine eenden met paarse snavels. Aan de overkant diverse diepuigesleten watervallen in de bergwanden, móói ! We passeerden een bord met ‘latitude 45’. De volgende fotostop was bij Lake Gunn, dat op 480 meter hoogte ligt. Dwarrelende gele boomzaadjes vielen met tegenlicht op de weg, soms vielen er zoveel dat het leek of we door een gouden vitrage reden. Een ongelooflijk uitzicht: Vertikale grijze wanden met enorme sneeuwvelden, alle grijze streepjes die daaronder liggen blijken watervallen te zijn, blootliggende ijsvelden en de roodbloeiende Ratabomen (die op de Puka lijken) die opvallen tussen alle groene bossen op de berghellingen. Enorm genoten van dit moois.
Hierna werd het dal steeds smaller, de vertikale wanden aan beide kanten kwamen steeds dichter bij elkaar. Na de afslag naar Hollyfjord Vallei kwam er rechts van de weg een blauwbruisende gletsjerrivier in alle mogelijke turquoise tinten en grote rotsblokken. Nadat we een one lane bridge waren gepasseerd parkeerden we de auto vlak daarna en liepen terug de smalle brug op. Rechts van de weg bleek een hoge waterval verscholen te liggen in een diepe geul. Staande op de brug kon je de koelte van het water voelen en er ontstond een regenboog in de fijne waterdruppeltjes. De steile rotswand aan die kant leek zelfs over te hangen. De bomen en varens en mossen die daarop groeien druppelden op de weg. In de richting van de tunnel passeer je enorme watervallen die vanaf de vertikale wanden recht naar beneden vallen en enorme morenenwaaiers. Opeens leken we rondom ingesloten door vertikale wanden met hoge pieken en steeds grotere sneeuwvelden met diepe ravijnen ertussen en werkelijk honderden watervallen. Hoe beschrijf je in godsnaam een dergelijk landschap: Dramatisch, spectaculair, je mond valt open, sprakeloos. Het was werkelijk onbeschrijflijk mooi. Naast ons een wand met een waterval met tegenlicht, niet te fotograferen maar zó ongelooflijk mooi! En daarmee waren we bij de ingang van de Homer Tunnel gearriveerd. Een gordijn van watervallen op de vertikale bergwand naast ons, overal ruisend water, een paar sneeuwvelden vlakbij de weg, grote smeltgaten op de bodem waar het water doorheen stroomt. Het verkeerslicht sprong al gauw op groen en vervolgens in kleine colonne door de smalle tunnel heen. De tunnel blijkt echt uit een vertikale zwarte wand te komen. Als je achterom kijkt is de grootte van de wand ongelooflijk.
Even verderop zijn we gestopt bij The Chasm, waar een waterval onder de brug naar beneden buldert en dondert. Enorme hoge, diepe kolkgaten zijn uitgesleten. Alle rotsen in de bedding zijn afgerond door de slijtende werking van het water, een surrealitische belijning. Er zijn zelfs natuurlijk gevormde rotsbruggen te zien. Het is maar een korte wandeling over een goed aangelegd pad maar je staat vanaf de weg zó weer in het regenwoud. Dat is zo verschrikkelijk mooi met al z’n boomvarens, gordijnen van hangende mossen, epyphites op de boomtakken en vochtige geuren.
We waren ruim op tijd bij Milford Sound. Het ene na het andere vliegtuigje stijgt op, er staat hier een fris windje vanaf zee en er zijn kleine golfjes op het oppervlak van de Sound. Een fijne spray van waterdruppeltjes over onze gezichten, die kwam vanaf de Bowen Falls, net aan de andere kant van de rotspunt. Rond kwart over drie vertrok onze boot. De golven buiten de haven blijken een stuk hoger te zijn en er blijkt een behoorlijke puist wind te staan. Gelukkig hadden we onze iso-jasjes meegenomen. Er was ook een jonge Maori vrouw aan boord met een kin-moko en tatouages op haar schenen en kuiten. Gelukkig zijn er geen busladingen op deze kleine boot, al met al lopen er maar een stuk of 20 passagiers rond. De Sinbad Gully was duidelijk te zien als een diep ravijn aan de linkerkant van het fjord. De wolkensliert op halve hoogte geeft een duidelijk beel van hoe hoog deze wanden eigenlijk zijn en hoe klein de helicopter die er vlakbij vliegt. Deze wolkenbanden blijken te ontstaan op warme dagen, door de opstijgende lucht die op halve hoogte afkoelt en condenseert tot wolkenbanden. Het water slaat over de boeg van het schip heen, zo sterk wordt de wind hier. Het fjord werkt als een windtunnel. De bovenste laag van het fjord blijkt trouwens zoet water te zijn, zo’n 6 meter momenteel. Dat komt door al het regenwater, dat boven op het zoute zeewater blijft drijven. Omdat het fjord zo beschut ligt, mixen het zoute en zoete water ook niet echt. Gemiddeld valt hier 5 meter regen per jaar. Daarnaast is in het fjord zo’n 2 1⁄2 meter getijde verschil. Gisteren blijkt hier de Saphire Princess ook te zijn geweest, grappig hoe we die steeds treffen. Een wolkenband jaagt langs Mount Mitre, met 1682 meter de hoogste berg die recht vanaf de zeevloer omhoog komt. Richting zee blijkt er een groot wolkengebied boven het water te liggen, de vertikale kaap die nog net te zien is toont spooky want daarachter zie je alleen nog maar de mistbank. Op een plateau dat we passeren, zien we nog een paar fur seals liggen. De watervallen verwaaien door de harde wind, soms ‘vallen’ ze zelfs helemaal omhoog. Het witte water zie je omhoog krullen als een houtvuurtje, waarna het zich lijkt te bedenken en aarzelend weer terugvalt in de bijbehorende geul. Wat een ongelooflijk mooi gezicht. Daarna trokken de wolkenslierten over onze hoofden bijeen tot een grote mistbank. Bij het einde van de Milford Sound voeren we een halve cirkel over de mistige Tasman zee alvorens het fjord weer in te varen. Langzamerhand begon het toen ook weer lichter te worden, de bewolking begon weer te breken in de richting van de haven. Draaiend, kolkend, stijgend, dalend, opeens zie je hoe gewichtloos en hoe tijdelijk wolken eigenlijk zijn. Een prachtig gezicht met dit tegenlicht. Dit wolkenspel is ongelooflijk, het gaat alle kanten op.
Bij de Stirling Falls ging de boot heel dicht naar de vertikale waterval toe, de spray waaide over onze gezichten en het water leek op het wateroppervlak uiteen te waaien in een witte cirkel. Wij hadden tevens geboekt voor het Milford Sound Underwater Observatory. Dat drijft op het water van de beschutte Harrison Cove. Achterin het fjord zie je een ongelooflijk besneeuwde bergtop met een dikke laag ijs. Omdat het regenwater dat hier valt via de beboste berghellingen uiteindelijk in het fjord terechtkomt en het daarbij mineralen meeneemt het fjord in, is het water hier glashelder én donkerder bruin gekleurd. Daardoor zie je hier op 10 meter dieren en vissen die normaal veel dieper voorkomen. Via trappen ga je naar beneden, naar een soort grote zaal onderwater. Onderweg passeerden we een aantal ramen dat al zicht gaf op het onderwaterleven én op de scheidingslaag tussen zoet en zout water. Het zoete water, dat bovenop ligt, is inderdaad bruinig van kleur terwijl het zoute water groener is. De laag ertussen toont als limonadesiroop met tekort water, een beetje cirkelende laag alsof er wel gemengd wíl worden maar het niet lukt. En op 9 meter diepte heb je door de dikke ramen prachtig uitzicht op de ‘tuinen’ met koraal, anemomen, deinend kelp en heel veel soorten vis. En op de rotswand die supersteil naar beneden, naar de diepte gaat. Gisteren hebben ze hier nog een haai gezien. Het is geen dierentuin, je hangt als het ware gewoon op diepte in het fjord. Dat was een soort droog-duiken dus. Fantastisch ! De Schot die aan het werk was in de Diningroom van de Boysschool in Christchurch heeft helemaal gelijk. Ook wij hebben genoten van de ongelooflijke schoonheid van dit gebied. Het is gelukkig World Heritage gebied en daar is het speicaal genoeg voor. Rond 17.00 h werd het observatorium afgesloten en lag er een speedboot op ons te wachten, waarmee we over het ruige water terugvoeren naar de haven. Dit was allemaal heel bijzonder.
Een uur later stonden we weer voor de dramatisch vertikale zwarte wand met z’n diepe cravasses en honderden watervallen, waar de Homer Tunnel doorheen gaat. Onbekend vogelgezang en vogelpiepjes, aan drie kanten vertikale wanden en één vallei vanwaar we zijn gekomen. Je verrekt je nek gewoon als je om je heen kijkt en we komen ogen tekort. Sommige watervallen lijken eerst in vrije val naar beneden te komen alvorens in gekanaliseerde vorm verder te vallen. De verkeerslichten voor de tunnel werken op dit tijdstip niet meer dus het is een kwestie van rustig rijden en indikken bij elke tegenligger.
Aan de andere kant van de tunnel weer gestopt. De watervallen aan de rechterkant van de weg eindigen in sneeuwvelden langs de weg, maar nu zie je zelfs waterdamp uit de smeltgaten stomen. Scherpe zon- en schaduwcontrasten tijdens het rijden. Laag zonlicht door de bomen. Dit is het gouden uurtje hoor: Gouden grasvelden in de vallei van de Eglinton River, warm groene bossen en gouden scheerlicht over de velden rond Te Anau Downs.
Onder een strakblauwe lucht toonde Lake Te Anau vanochtend superglad. Wederom door de Red Tussock velden met uitzicht op de Takitimu Mountains. Bij Mossburn linksom naar het noorden en vanaf daar over een soepele weg in de richting van Queenstown. Bij Fairlight stond er een stoomtrein te dampen langs de weg: Het bleek de Kingston Flyer te zijn, die ritjes maakt van nergens (Fairlight) naar ergens (Kingston, het meest zuidelijke puntje van het Lake Wakatipu). Een lange locomotief met glanzend gepoetste koperen delen. Vanaf Kingston reden we langs de oostoever van Lake Wakatipy, rechts van ons de Hector Mountains met af en toe uitzicht op de scherpe kammen nog verder naar het noorden van de Ramarkables. Werkelijk opvallend scherpe zwarte toppen in de richting van Queenstown. De bergen aan de overkant van het meer waren op de scherpe kammen na helemaal begrast. Vanaf deze afstand leek het wel lichtgroen fluweel, bijna aaibaar als je de helling terugkeek naar het zuiden. Bovenop hadden de donkere kammen hier en daar nog sneeuwvlekjes. Tegenover Halfway Bay hadden we zicht op Queenstown veel verder naar het noorden, op de besneeuwde toppen daarachter en op de scherpe Remarkables rechts vóór de stad. De stad is echt tegen de hellingen aan geplakt. Het water blijkt superhelder blauw-groen te zijn, je kunt de steile, rotsige helling nog méters onder water volgen. De weg slingert zich ook hier soepel langs het meer.
Bij Arrow Junction reden we de Crown Range Road op en de weg slingerde zich steil en in haarspeldbochten tegen de berg omhoog. Na 2 kilometer kwam er al een enorm uitzicht over de vlakte naar Queenstown met de bergen rondom. Daarna pufte de auto zich nog een paar steile hellingen hoger tot we aan de top van de berg kwamen (met 1076 meter de hoogste geasfalteerde weg van Nieuw Zeeland) met een ongelooflijk uitzicht op Lake Wakatipu, op Queenstown, op de vlakte beneden ons, de wijngaarden, de zigzag-weg op de achterkant van de Remarkables en de kleine dorpjes in de diepte. Een vliegtuig steeg op vanaf de airstrip en het duurde toch een aardig tijdje voordat ‘ie op ooghoogte was. Het zou gááf zijn als het aanstaande dinsdag ook mooi helder weer zou zijn, dan hebben we prachtige uitzichten tussen Queenstown en Christchurch. En bovendien was het een prachtige stek voor weer een lunch met uitzicht. Dat regelen we toch maar weer mooi voor onszelf: Zelfgesmeerde toast met dik beleg plus een onbetaalbaar uitzicht, daar kan geen restaurant tegenop !
Vanaf dat hoogste punt gaat de weg weer richting noord. In eerste instantie slingert de weg zich in korte stukjes tussen dicht op elkaar staande, goudgeel begraste hellingen door. De heuvels raken elkaar nét niet, de weg past er net tussendoor met een piepklein rugelwatertje tussen het gras links van ons. Dat waterrugeltje wordt al snel een stroompje, wordt een beekje en waar de heuvels wat verder van elkaar gaan wijken, een echt riviertje. Dit blijkt de Cardrona River te zijn, de bruggen waarover we rijden tellen op. Te beginnen bij brug 1 en ik geloof dat we tot en met nummer 10 zijn gepasseerd. Daar waar het dal weer breder wordt daalt de weg ook weer, krijgen we struiken en later weer bomen in zicht, plus enorme velden lupines, van bleekroze tot diep paars. De zon schijnt volop door het voorraam. Veel wilde bloemen in de wegberm ze kleuren prachtig in dit zonlicht. Nadat we het Cardrona Historic Hotel zijn gepasseerd (de houten gevel toont echt gammel maar daarnaast blijkt het modern te zijn), passeerden we de afslagen naar de skigebieden met verschillende auto’s op enorme banden (van trucks tot een roze platte Cadillac) en een hek vol in de wind wapperende bh’s. Naarmate het dal breder werd, werd ook de weg soepeler en al gauw kregen we zicht op wederom scherpe zwarte en met sneeuw bedekte toppen in de verte en op een berg met een ongelooflijk groot en dik sneeuwveld links van ons.
Wanaka ligt aan het uiterste zuidelijke puntje van Lake Wanaka. Het zicht over het meer en die besneeuwde pieken in de verte en dat met deze strakblauw lucht: Dit zijn de plaatjes hoor !!! We zijn even naar het kleine strand gegaan om te genieten van het uitzicht. Wat een superhelder water hier weer. Wanaka zelf blijkt een echt vakantiedorp te zijn, eigenlijk een wintersportdorp in zomertijd, met veel houten vakantiehuizen en barstensvol plannen om er daar nog véél meer van te bouwen. Daarna ging onze route weer verder naar het noorden. Vanaf Wanaka gaat de weg eerst tot halverwege de westkant van het Lake Hawea, vanwaar we een ongelooflijk uitzicht hadden op het blauwe water, de scherpe toppen en de opvallend schuine lijnen aan de overkant van het meer. Daarna gaat de weg slechts een kilometer of zo naar het westen om daar aan te komen op de oostoever van Lake Wanaka. Twee enorme kiezelbeddingen eindigen in de noordpunt van dit meer. Voorbij het meer duiken er in het westen nog meer hoge besneeuwde toppen op en we zagen kleine wervelwinden in de brede kiezelbedding van de Makarora River. Makarora zelf blijkt zelfs een makarora West te hebben! Maar meer dan een paar huizen per deel van het dorp konden we niet ontdekken. Vanaf daar gaat de weg vanuit het dal weer de bergen in, door een steeds smaller wordend dal, omgeven door bossen en met steeds meer bochten en hellingen. Eerst nog over de Haast Pass (564 meter hoog) en daarna door de Gates of Haast. Dat klinkt indrukwekkend maar dat is het ook. De hoge, steile bergen lijken hier bijna tegen elkaar aan te komen en daar net tussendoor buldert een enorme stroom zich tussen de rotsblokken langs de weg naar beneden. Kolkend gletsjerwater in alle tinten ijswaterblauw, dreunende watervallen en onrustig bruisend en opwellend wit schuim.
Even verderop bezochten we de Thunder Creek Falls. Daarvoor loop je eerst 5 minuten door prachtig gematigd regenwoud, met z’n krekelkoren, z’n invallende zonlicht, z’n varenpalmen en gordijnen van hangende mossen. Van de waterval zelf zie je alleen de onderste helft. De bovenste helft zie je vanaf de weg door het bos naar beneden vallen. Met luid geruis valt het water hier 28 meter naar beneden. Vlak daarna draait de weg het brede dal van de Haast River in en kregen we zicht op de enorme sneeuwvelden van Mount McFarlane, ongelooflijk wat een dikke laag sneeuw en ijs ligt daar boven op die berg. De weg volgt daarna slingerend de randen van de superbrede kiezelbedding van de Haast River. Diverse smalle stromen met ijsblauw water slingeren door deze onafzienbare grindvlakte heen. Dode witte boomtakken en zelfs hele bomen liggen boven op de grindbanken, verspreid door de bedding heen. Stofwolken waaien ervan op. We passeren diverse vertikale watervallen tussen de boshelling naast ons.
Haast zelf is slechts één halve-cirkel-straatje naast de highway ‘groot’. Al met al twee motels, een backpackers, een restaurant annex kroeg en één derde-wereld-supermarktje met veelal lege schappen, geen verse groentes en onbetaalbare prijzen. Daarnaast staat er een bordje bij de ingang dat je niet naar binnen mag als je citronella-olie of tea-tree-olie op hebt gedaan omdat de eigenaresse daar hyperallergisch voor is. Nou is dit gebied vergéven van de sand-flies, daarover hebben we niet alleen gelezen, dat ervaren we ook al héél snel. En die zijn ferocious: Ze móéten bloed zuigen alvorens eitjes te kunnen leggen op planten en de nood om die te leggen is onweerlegbaar aanwezig. Met andere woorden, mevrouw is hier niet helemaal op haar plaats en dat is aan haar humeur ook te merken.
Daarna zijn we naar Okuru gereden, een dorpje met 10 huisjes en zonder faciliteiten, maar mooi gelegen aan de monding van de Okuru River, de lagune en het strand. Onderweg nog gestopt bij een kleine doorgang naar het strand, volledig verlaten, heel veel aangespoelde boomtakken, vaak prachtig door de natuur vormgegeven, laagstaand zonlicht over de Tasman Zee, grove kiezels, een paar stukjes greenstone, een grote wervel van een walvis en een uitgebleekte paardenschedel, krekelkoren uit de lage, taaie, compacte bosranden tussen het strand en de weg, sneeuwtoppen in het oosten. Het is prachtig hier.
Het uitzicht was prachtig vanochtend: De donkere bergen steken strak af tegen de blauwe lucht. Het gaat er helemaal naar uitzien dat we een juiste keuze hebben gemaakt om onze route over het zuid eiland om te gooien, omdat het bij aankomst zulk regenachtig weer was aan de westkust. Deze week heerst de zomer. Onze route begon vandaag over de ruim 700 meter lange, one lane bridge (met 2 passing bay's) over de grindbedding van de Haast River en ging vervolgens door het regenwoud: veel cabbagetrees, yuccastruiken, varenpalmen, varens en heide-achtige laaggroei en werkelijk zeldzaam krijsende krekelkoren als we stilstaan om foto’s te maken. Hele stukken Rimu-woud: Kort gedrongen, dicht opeenstaande grijze bomen die allemaal naar het oosten wijzen (vanwege de overwegende westenwinden, het zal hier ook best kunnen spoken denken we). Af en toe een doorzicht naar zee met mistbanken boven de horizon. Bij Knights Point een prachtig uitzicht over een groot deel van de kust: beneden ruist de zee tegen de rotsen, rotseilanden even verderop en parallel aan de kust zi je er nog meer, vogelgezang en krekelkoren, furseals als piepkleine stipjes op een uitstekend zandstrandje ver weg. En héél veel sandflies hier, sméren ! Het gras in de berm dampt in het zonlicht. Over Lake Moeraki, daar waar de rivier uit het meer naar zee stroomt, hadden we een prachtig uitzicht naar de besneeuwde toppen in het noordoosten. De bergen en de begroeiing van het regenwoud weerspiegelden in het bijna spiegelgladde, heldere water. Het water van het meer toont inderdaad iets bruinig van de tanine, dat uit het bos met het regenwater het meer in sijpelt. Af en toe gaat de weg over smalle one lane bridges over enorme grindbeddingen, die als stenenstromen vanaf de bergen tussen de bossen door naar zee toe stromen. Wat moet het hier wild tekeer gaan na veel regen en in het voorjaar met al dat smeltwater. Een groep bijenkasten langs de weg met een enorme wolk bijen erboven die als duizenden gouden stipjes in het zonlicht dansen.
Net voorbij Lake Paringa wilden we de salmonfarm bezoeken. Gelukkig vertrekken de aanwezige bussen net als we naar binnen gaan. Op een zonovergoten terras genoten van het uitzicht over de goudgele grasvlakte, de grindbedding in de verte, de beboste heuvels en daarachter de besneeuwde toppen, de weg verderop over een lange brug. Er staan vier grote achtkantige cirkels met zalmen in verschillende groottes. Ze werden net gevoerd en dat resulteerde in veel onrust en gespatter aan het wateroppervlak. Even later was de rust teruggekeerd en zwommen de zalmen in langzame cirkels door de kweekbakken. Enorme forellen lijken buiten de achtkantige cirkels als haaien te patrouilleren. Lekker een stuk koud-gerookte zalm voor vanavond en zalmpaté voor morgen op brood gekocht.
Bij Bruce Bay loopt de weg weer vlak langs de kust en hingen er opeens mistslierten over de weg en tussen de bomen, een prachtig spooky gezicht. De golven zelf waren door de mist nog maar net te zien. Maar al gauw draaide de weg weer van de kust af en doken we het regenwoud weer in, het ruikt er heerlijk fris, zoet en vochtig en die krekelkoren hier zijn ogelooflijk. En al gauw kwamen er weer gaten in de mistbank en was de lucht, zodra de weg meer oostelijk ging, opeens weer strakblauw. De mistbank zelf bleef achter als een licht roze, donkergrijze deken over de bossen achter ons.
Vóór ons doemden opeens hoge en scherpe sneeuwtoppen op, wauw ! Wat een ongelooflijke toppen zijn dit, Mount Cook en Mount Tasman. Een múúr van ijs boven op de top, een kleine hangbrug over versgesmolten, betongrijs gletsjerwater (vanwege het feit dat het no vol zit met sedimenten) en de afslag naar Fox Glacier: Dit is het begin van de Cook / Weheka River. Langs de smalle en ongeasfalteerde (gelukkig korte) weg naar de Fox Glacier staan bordjes met jaartallen: In 1750 kwam de gletsjer tot hier, in 1935 kwam de gletsjer tot hier. De wegwerkzaamheden vlak naast het kolkende grijze water, waarin je stukken ijs kon zien glinsteren, veroorzaakten hele stofgordijnen in de wind, ramen dicht dus. Over een voetpad zijn we in een half uur naar de gletsjertong gelopen: Enorme puinhellingen links, hele wanden met rood bloeiende Rata-bomen middenin de dennnenwouden, een grof grind- en rotspad, slingerende watervallen, een stuk door lage bomen met zware bloemen-luchten maar grotendeels ging het pad over een kale kiezelhelling. De bulderende stroom melkachtig grijs water rechts van ons, een klein watertje met wat rotsblokjes dat we over moesten steken: Lang leve de Teva’s: Niet waterdicht dus gewoon door lopen. Een paar Japanse meisjes stonden langs het watertje naar de overkant te staren: Te kort rotsblokjes om hun dure Gucci en Nike gympies droog te houden. Vliegtuigjes als kleine mugjes hoog boven de vertikale rotswanden die ooit de route van de gletsjer bepaalden. We konden niet dichterbij de gletsjertong komen maar wel bij het onstuimige water. De stroom bulderde voorbij, hele brokken ijs glinsterden kortstondig in het zonlicht. Omdat het water verder melkachtig grijs is, vallen de ijsbrokken verder niet op, alleen hun glinstering verraad hun voorbijsjeezende aanwezigheid. Sommige mensen hengelden vanaf de rotsen stukjes ijs uit het voorbijdenderende water. Ik kreeg ook nog een stukje van een man om van dichtbij te bekijken. De gletsjertong zelf heeft diepe vertikale cravasses en is bedekt door een dikke laag zwart stof, Je kunt de gletsjer vanaf hier een heel eind naar boven volgen, maar lang niet helemaal compleet. Je ziet grove kristallen als vakjes in doorzichtig ijs. Nou heu, van wanneer ben jij d’r ien? En enorme brokken green stone tegen de rivierbedding aan, veel te zwaar om mee te nemen maar prachtig om te zien. Al die gestreepte rotsblokken waren ook bijzonder mooi gestreeept. Er viel hier geologisch heel wat te bewonderen.
Daarna reden we naar de Franz Jozef gletsjer. We zijn niet helemaal naar de gletsjertong gelopen maar naar een uitzichtspunt. De gletsjer komt als een blauw kolkende waterval naar beneden, wat een zootje zou je zeggen. Vóór ons lag de enorme, brede en uitgestrekte grindbak die tegen de berg aan eindigde in de vertikale gletsjertong: Diepe blauwe scheuren in de vertikale muur van ijs, minder zwarte aanslag dan op de Fox Glacier. Met de verrekijker konden we groepen mensen zien lopen op het ijs, dan pas valt de ongelooflijke grootheid van de gletsjer pas op. Links in de gletsjertong leek een soort rozet van dunne ijsmuren en grote spleten te zitten, alsof er beweging in zat. De muur moet werkelijk tientallenmeters hoog zijn. De helicopters op halve hoogte zijn amper zichtbaar vanaf deze afstand, die gletsjer moet onbeschrijflijk groot zijn.
Fox Glacier Village blijkt een behoorlijk groot dorp te zijn. Het is ook weer een echt vakantiedorp met enorm veel motels, restaurants, terrassen en B&B’s. We hebben nog wat (verse) boodschappen kunnen doen voordat we weer terug naar het zuiden reden, echter, niet om direct door te rijden naar Haast maar om van de highway af te gaan, in de richting van Gillespies Beach, om zo een beter uitzicht te krijgen over de Southern Alps. En dat bleek een weergaloos idee. Over de vlakte heen lag de hele bergketen voor ons, ongelooflijke uitzichten op de zwarte scherpe toppen, hele sneeuwvelden en de Fox Glacier als een hobbelige witte loper tussen de zwarte bergwanden door naar beneden uitgerold. De voorste bergen waren al hoog maar opeens doemen er nog drie veel hogere sneeuwtoppen door de bewolking heen: In ieder geval Mount Cook en Mount Tasman, nummer drie weten we niet bij naam. Het spel van de wolken was ook heel vreemd, dan waaide het weer langzaam naar het noorden, dan weer terug naar het zuiden, en op het laatst loste het langzaam op, waardoor we de hoogste toppen steeds goed konden zien. Die bergen zijn natuurlijk al weermachines op zich. Hier op de vlakte was het warm in de zon en stoffig vanwege de voorbijrijdende auto’s op deze niet-geasfalteerde zijweg. Paul zat boven op het dak van de auto voor een nog beter standpunt. We stonden tussen weidse grasvelden, een zangvogeltje even verderop op een paal bomvol lichtgroene korstmossen, een leeuwerikje hoog in de lucht en krekels in het gras. Al met al hebben we wel een uur naar de bergen staan kijken vanaf hier.
Even voorbij Fox Glacier zijn we nog naar eeen Glacier-lookout gereden voor een zijdelingse blik op de gletsjertong. Een aangestampte slingerweg door het diepgroene regenwoud. We passeerden nog een ‘warm spring’ waarvan het water inderdaad lauw-warm was. Op de terugweg nog een foto gemaakt van de melkachtig grijze kolkende Cook River met een besneeuwde top op de achtergrond. De bewolking trok nu helemaal weg. Het is trouwens een kuuks idee, dat wij hier op de vlakte nog op de Australische plaat rijden, en dat de bergen even verderop op de Pacifische plaat staan. De breuklijn loopt hier precies langs.
Net voorbij Jacobs River (vier huizen in een veld in het lage zonlicht) reden we nog langs een piepklein privé kerkhofje met een Maori-hek en houtsnijwerk ervoor. En bij Bruce Bay (nog nét geen echte mis boven het water) zagen we nog een kale marae achter een echt palisadenhek. Zo moeten vroeger de Pa’s er dus uitgezien hebben. Volop tegenlicht langs de kust en een laagje waterdamp boven het water, rotsen op het strand. Bij Ship Creek wilden we ook even naar het strand maar de sandflies waren daar echt ferocious, we wisten niet hoe snel we ons in moesten smeren. Met wolken sandflies om ons heen hebben we de kleine houten toren beklommen voor een mooi uitzicht over de in zee uitmondende kreek en het strand daarachter. Daarna een kleine wandeling over een houten boardwalk naar het verlaten strand, alleen maar pebbles en uitgebleekte aangespoelde boomstammen. Hier zijn ook stukken aangespoeld van een schip dat aan de Australische oostkust was vergaan, vandaar de naam. Lekker samen even gezeten op het kiezelstrand in de ondergaande zon. Onze laatste dag aan de Nieuw Zeelandse kust. Dág Tasman Zee!
In Haast Junction zijn we naar het DOC visitor center gegaan. Mooi gelegen boven waterpartijen waarvan het water was afgetapt van een nabijgelegen stroompje. Prachtige yucca struiken rondom en uitzicht op de bergen (en de dichtbij liggende Mosquito Hill, ik bedoel maar, dat zegt al voldoende) en op de laag liggende zeedamp net boven de bomen in het westen. Er werd uitgelegd dat we hier inderdaad op de Australische schol zitten, en dat de Pacifische schol net buiten Haast, ten oosten daarvan, begint. Informatie over de Maori bewoners, een grapig ‘aangelegd’ bos en twee dikke boeken met zwart wit foto’s. Helaas mag het geheel wel worden geupdated: Verkleurde foto’s en kapotgemaakte displays tonen wat achterhaald en onverzorgd. Informatievergaring over de rivier vindt even verder, stroomopwaarts plaats. Daarvan komt ook de directe verbinding aangaande de regenval: Tot en met nu is er al 1109 mm gevallen, dat is meer dan een meter binnen de maand januari!
Onderweg paste de bombastische muziek van de Lord of the Ring hier helemaal bij: na elke bocht zien we weer andere, dramatische vertikale wanden met dikke sneeuwplaten boven op de toppen. De lichtval in de Gates of Haast was minder mooi dan eergisteren, een deel van de bulderende waterstroom lag nog in de schaduw van de bergen.
Ons uitzicht op het Lake Wanaka, dat er bijna zo glad uitzacht als licht gerimpelde huishoudfolie. We zijn gaan wandelen over het kiezelstrand, vonden nog een jong vogeltje dat waarschijnlijk uit z’n nest is gevallen, uit de bomen van het bosje langs het strand, ik heb ‘m in de schaduw op een aangespoelde boomstam gezet in de hoop dat ‘ie verder nog gevoerd gaat worden. Een grote vertikale zwarte piek aan de overkant van het meer schitterde in het zonlicht als een enorme plaat leisteen. Even verder doorrijden naar het zuiden en het meer werd bijna spiegel glad, de bergen werden er in weerspiegeld. Scherpe zaagtandbergen met die enorm ‘verse’ toppen.
Verder naar het zuiden, door het steeds smaller wordende dal met z’n als fluweel tonende, bijna aaibare heuvels met de weg er slingerend tussendoor. En op het hoogste punt zijn we ditmaal uitgestapt voor een weergaloos uitzicht over Queenstown in de verte en over de wijde omgeving. Daarna gingen we in vele haarspeldbochten de berg weer af tot we op highway 6 naar Queenstown aankwamen.
Aangekomen in Queenstown blijkt dit weer een echt vakantiedorp te zijn met aangename laagbouw in het centrum en heel veel winkels, ook weer veel winkels gericht op Japanners. Het is naast ‘the adventure capital of the world’ vooral ook een wintersportplaats, de motels adverteren hier ook met skipassen, skibussen en droogkamers. In de stad is een boardwalk over het water, dat ongelooflijk helder is. Voor ons, aan de andere kant de inlet, ligt links het kleine beboste schiereiland met daarachter de opvallende scherpe toppen van de Remarkables. Rechts daarvan zien we de overkant van het meer: Wederom vertikale bergwanden met hele dennenbossen bedekt met daarboven de grijze kale scherpe toppen. Hanggliders in de lucht, powerboten op het water en eeen bungy-parachutte boven het meer. Een jetskiër gaat met een rotgang (en met irritant motorgejank) over het water heen. Een prachtig opbouwende stapelwolk in de zuidpunt van het meer. Een klein zwart eendje duikt regelmatig helemaal onder in het superheldere water. Je ziet ‘m fourageren over de bodem van het meer, koddig z’n flappies hard laten werken om ‘m onder te houden, hij wappert ze zijdelings waardoor ‘ie op een Platypus lijkt, een sliert luchtbelletjes achter ‘m aan. Golfjes op het kleine zandstrandje naast de boardwalk.
Een stoomboot (de Earnslaw Steamer) toeters als ‘ie vanuit het noordelijke deel van het meer nadert. Hij maakt een halve cirkel over de inlet en legt vlak bij ‘onze’ boardwalk aan. Heerlijk zitten genieten in het warme zonlicht met de frisheid van het meer. Gewandeld langs de standbeelden van de Welshsman met ram, langs de betonnen Kiwi en Moa en langs een klein strand met een vol grasveld ernaast. Veel ‘echte’ backpackers maar ook een gearmd gepensisoneerd koppel in hemdjes. Boven op de heuvel achter ons staat het eindstation van de goldola.
We hebben nog twee art galleries bezocht. Eentje is Maori owned en operated: Ora. Een heel gesprek gehad met de eigenaar, Vinnie Phillips, die ons veel uitleg gaf, o.a. over het gebruikte walvisbeen dat gebruikt wordt voor hangers. Aangespoelde walvissen mogen na toestemming van de betreffende gemeente, worden gebruikt door de plaatselijke Maori-iwi. Aan de hand van de bruinige streepjes in de sieraden kun je walvisbeen onderscheiden van andere soorten been, meestal van runderen.
We hebben gewandeld langs de Lake Esplanade, een smal park met enorme dennenbomen langs het water. Gekeken naar Para-bungyjumpers boven het meer, hanggliders die vanaf de heuvel komen, een stunvliegende dubbeldekker hoog in de lucht, veel mensen aan het picknicken op het gras en alle appartementen met hun voorkant naar het water.
We zijn over het beboste schiereilandje gaan wandelen. Eerst met uitzicht over de inlet naar het centrum van Queenstown, dat tegen de groen beboste heuvel aangeplakt ligt. Bovenop de heuvel staat het eindpunt van de godola, de ‘skyline chalet’. Op een bankje lekker zitten genieten van het uitzicht, flarden saxofoonmuziek klonken over het water vanaf de overkant. Vreemde platte wolken in diverse zachtroze-grijstinten boven het westen van het meer. Daarna rondom de bocht met prachtig uitzicht op de messcherpe Remarkables, waar hier en daar nog spatjes sneeuwvelden bovenop liggen. Nog even gelet op het waterniveau: Ik had gelezen dat het meer elke 5 minuten 7 cm stijgt en daalt, het gevolg van het monster uit de Maori-legende, dat net niet helemaal gedood werd, waardoor zijn hartslag nog steeds merkbaar is. De rots even verderop leek inderdaad een donkerder natte baan net boven het huidige waterniveau te hebben. Daarna langs de Queenstown Bowling velden, omzoomd door rozenstruiken, en door de Queenstown gardens, mooie grasvelden waar je zo, zonder hondenpoep aan je schoenen, in de schemer overheen kunt lopen, een kleine brug met uitzicht op een fontein, de openingszin van de eerste blanke settler van Queenstown, Welshman Rees (van het standbeeld met ram in het centrum) ‘no fires had cleared the country’ schreef ‘ie in 1860. Het gondola-station bovenop de heuvel straalde met tientallen lichtjes tegen de donkere wolken. Heel langzaam begonnen er wat regendruppels te vallen.
We zijn naar het postkantoor gegaan om een enorm pakket van iets meer dan 15 kilo met onze kampeeruitrusting, boeken over Nieuw Zeeland en nog een heleboel meer gaat alvast terug naar huis te sturen. Dit scheelt een hoop sjouwen Het idee dat onze wereldreis een beetje naar haar einde begint te lopen rugelt heel langzaam zo af en toe onze gedachten binnen.
We zouden ontbijten in de stad maar Paul wist dat goed te combineren met een ontbijt bovenop de gondola. Het was er gelukkig niet druk en we konden lekker met z’n tweeen in een gondola genieten van het steeds mooier wordende uitzicht . De kabelbaan gaat heel steil langs de heuvel omhoog en het is werkelijk een folder-uitzicht. Er werd niet echt een ontbijt verkocht dus we hebben zelf wat bij elkaar gesprokkeld en hadden een weergaloos uitzicht over de zuidarm van het Lake Wakatipu, de Remarkables en de Frankton Inlet links daarvan en nog zo’n prachtige scherpe zaagtandenkam langs het horizontale gedeelte van het meer, aan de overkant. Het meer is in totaal 84 km lang, maximaal 5 km breed en 399 m diep. Alleen hier vooraan zijn boten te zien, o.a. de bungyparachutes en speedboten, en in de verte aan de overkant is de Earnslaw stoomboot te zien die daar voor anker ligt, maar verder zie je op het hele meer geenenkele andere boot. Goh, stel bij ons het Sneeker Meer eens voor met dit mooie weer: Bómvol! En heel in de verte in het oosten de berg met de slingerweg, waarover we naar en van Wanaka zijn gegaan. Parasailers draaiden rondjes vlak langs het balkon, wat moet dat écht een gevoel van vliegen en vrijheid geven!
We zijn daarna naar de jetty gelopen en inderdaad, daar waren de vissen: In het boetje van de powerboat naar beneden, $ 5,00 p.p. betalen en uitzicht op een school werkelijk é-nor-me forellen, die hier op 5 meter onder water te zien zijn. Pootjes van gewone eenden (helaas dook er net geen Scaup Duck naar beneden) wapperend aan het wateroppervlak boven ons. Af en toe gooide iemand een dollar in de voeder-automaat en dan schoten de vissen weer naar boven. Supergrote regenboog- en bruine forellen. Het was vanzelfsprekend niet zo exotisch als van de week in Milford Sound maar de vissen waren prachtig om te zien. Er stegen hele rijen luchtbelletjes op vanuit de zandbodem tussen het zeewier in, te twinkelden in het tegenlicht.
Daarna werd het shoptijd. We hebben heen en weer gelopen tussen de nieuw geopende winkel van Vinnie’s schoonzus en zijn eigen winkel. Grappig was dat ze in de nieuw geopende winkel al over ons gehoord hadden door Vinnie. We zijn erg goed geslaagd en hebben Vinnie ook meteen om afvies gevraagd aangaande Maori muziek. De muziek die hij in zijn winkel draaide klonk ook goed en hij heeft de naam van de artiest voor ons opgeschreven. Daarnaast moet er op Internet ook voldoende te vinden zijn via www.maorimusic.com.
Daarna zijn we richting Glenorchy gereden, gewoon om nog even de omgeving te bekijken. Daarnaast zijn daar in de buurt ook opnames gemaakt voor de LOTR film. En we passeerden ook nog een bordje langs de weg met pilonnetjes en aan beide kanten van de weg stonden grote campers en technische apparatuur opgesteld. Toen we de laatste bochten naar de noordarm van het meer omreden, vielen onze monden wederom open vanwege het werkelijk fenomenale uitzicht voor ons: Enorme sneeuwvelden en gletsjervelden en heel veel scherpe toppen. Wát een ongelooflijk uitzicht is dit !!! We zijn een paar keer gestopt om te genieten van dit uitzicht: Het prachtige meer en zulke enorme besneeuwde toppen. En zowaar staan we weer eens samen op een foto ! Pig Island in de verte en Mt. Earnslaw met een enorm gletserveld tussen de linkertop van 2820 en de rechtertop van 2830 meter hoog. Impressive !!!
In Glenorchy, dat zowaar nog een dorp van enige omvang blijk te zijn, fors groter zelfs als je het vergelijkt met Haast, hebben we op een zonovergoten houten terras wat gedronken, waarna we naar de monding van de Dart River zijn gelopen. Ook weer zo’n brede grindbedding met een paar slingerende stromen. We stonden vlak bij zo’n snelstromende rivierarm, een buitenbocht waar het water met een rotgang en behoorlijk kolkend vlak voor onze voeten voorbij stroomde. En dat allemaal ‘verpakt’ in een indrukwekkend berglandschap.
We zijn gestopt bij een possum-bont bedrijfje aan de rand van het dorp. Een klein houten gebouwtje waar in de ene helft driftig genaaid werd en in de andere helft lagen er producten van possum-bont te koop. Zélfs nipple-, belly-button-warmers en nog een paar gebieden die warm gehouden konden worden. We hebben een wintermuts en een kolletje gekocht: Buy a possum, save a tree. Het enige toelaatbare bont. De possums zijn een pest hier en op deze manier verdient iemand er nog z’n brood mee. Vanwege de holle haren moet het bijzonder warm zijn, zelfs op de Zuidpool worden hun producten gebruikt.
Hoogste tijd voor weer een lekkere witte wijn op het terras van het Wai Waterfrond Café. Een weergaloos uitzicht met een prima wijntje: target gully, een Riesling uit Central Otago, we moeten dit gebied natuurlijk nog even eer aan doen op onze laatste volle dag in New Zealand. Ook de Earnslaw (gebouwd in 1912) kwam weer voorbij. Even heerlijk zitten genieten.
Vandaag wordt veel vliegen. Van Queenstown naar Christchurch, naar Auckland en vervolgens door naar Rarotonga.
De auto konden we bij de vertrekhal parkeren en de sleutel moest worden ingeleverd bij een counter van National (ook een autoverhuurbedrijf). De meneer daar kon het waarschijnlijk helemaal niets schelen want we hoefde alleen aan te geven in welk vak de auto stond en dat was het.
Voor het inchecken in Queenstown hoefden we ook niet te wachten, alhoewel het meiske achter de counter verschrikkelijk chagerijnig was, er kon geen lachje vanaf. Ze begon ook nog eens heftig te zuchten toen we onze stoelvoorkeuren gaven, zo van dat ze dat niet allemaal wist hoor. Daarna had ze nog wat problemen met het invoeren van onze drie trips van vandaag dus al met al nam het inchecken zelf nog de meeste tijd in beslag. Maar goed, we konden (nadat ze het éérst nog moest vragen) doorlopen naar de Koru lounge. De lounge is een niet al te grote, maar kale zaal. De koffie was al oud en koud (het verkeerde warmhoudplaatje stond aan), de beide telefoons hadden geen snoer maar de sandwich-hapjes waren weer prachtige schilderijtjes op zich, prachtig opgemaakt. Aan de zuidoost-kant hadden we prachtig uitzicht op de zonovergoten Remarkables vlak voor ons. Kleine vliegtuigjes en helicopters gingen af en aan. Verder vertrok er ongeveer maar één knap vliegtuig per uur.
Het vliegtuig was wel een kleine teleurstelling: een 737 straalvliegtuig. We hadden per sé dit tijdstip en deze route (via Christchurch naar Auckland in plaats van rechtstreeks naar Auckland) uitgekozen omdat er dan een propje zou vliegen. Een propje vliegt niet zo hoog als een echte jet. Maar goed, het was prachtig helder weer dus het beloofde een mooie vlucht te worden, nou, en dat wérd het ook! Het begon al met een prachtig uitzicht over de zuidelijke arm van het meer. We zaten (met opzet) aan de linkerkant van het vliegtuig en konden daardoor nog boven óp de toppen van de Remarkables kijken (nog kleine resterende sneeuwveldjes) voordat we rechtsom over Queenstown naar het noorden vlogen. Al heel snel kwam Lake Wanaka in beeld met aan de zuidkant daarvan nog net Wanaka zelf, met het strandje waarop we hebben staan fotograferen. Het ernaast gelegen meer (ik heb geen kaart van Nieuw Zeeland meer bij de hand dus die namen moet ik later nog maar eens gaan opzoeken) passeerden we ook onderlangs en op een gegeven moment konden we daardoor prachtig de smalle doorgang tussen de twee meren zien liggen, waarover we zelf hebben gereden. Over Mount Cook was geen vergissen mogelijk: Die toornde hoog en duidelijk boven alle toppen uit. Wat een gigantisch gezicht zeg, deze Zuidelijke Alpen. Dachten wij dat we het gros van de sneeuwvelden wel gehad hadden........ niet waar dus, de enorme en brede baan scherpe en besneeuwde toppen ging maar door en ging maar door. Wát een onglooflijk landschap zeg. Fantastische uitzichten over gletsjers die als dikke, lichtblauwe en hobbelige tapijten tussen de bergtoppen door naar beneden gedrapeerd hingen. Duidelijk was te zien dat elk meer dat we passeerden gevoed werd door een gletsjer, wiens tong eindigde in een enorme brede en vaak ook nog lange grindbedding. Ook op 25.000 ft hoogte hebben we enorm genoten van dit ongelooflijke landschap. En wat boffen we met deze strakblauwe lucht ! Vrij abrupt stopt de bergketen aan de oostkant waarna we over de onafzienbare lappendeken van de Canterbury Plains vlogen, zoveel vierkantjes afgezet met bomenrijen, zoveel kleuren. Ook de brede Rakaia Rivier, die we vanaf Mount Hutt hebben gezien, konden we nu zo vanaf de andere kant in kijken. Mount Cook bleef vanuit het vliegtuig nog lang zichtbaar, alhoewel ik er op het eind m’n nek voor moest verrekken alvorens ‘ie vlak voor de landing in Christchurch achter een groen beboste heuvel verdween. We kregen de eerst schapenwolkjes en toen we landden zaten we nog midden in de ochtendnevel die voorspeld was. Die vlucht had net aan drie kwartier geduurd, we kregen niet eens koffie, alleen een bakje water. Het was dus echt de scienic flight geworden die we zelf in gedachten hadden gehad toen we deze vlucht boekten, bijna een jaar geleden.
In Christchruch was de meneer van de Koru Lounge zowel vriendelijk als welkom en we konden gewoon naar binnen. We namen plaats in de hoek van de glazen wanden, waardoor de neus van een arriverend vliegtuig vlak naast me stopte, gááf ! Verder zicht op de bergen die vaag in het westen te zien zijn onder een blauwe lucht, terwijl er hiernog een wolkendekje hangt, dat af en toe al gaten begint te vertonen. Beneden met druk rondrijdende wagentjes met bagagekarretjes erachter maar ok met dozen kersen en dozen bier.
'Welcome back’ zei de stewardess toen we het vliegtuig instapten. Dat is leuk, het blijkt precies dezelfde crew te zijn. Ons vliegtuig was doorgevlogen naar Rotarua maar zij waren uitgestapt voor een luxe 2 uur durende lunchpauze. We vlogen ook nu weer met een jet waardoor we hoger vanaf Christchurch vlogen dan op de heenweg. Daardoor konden we ook veel meer besneeuwde toppen van de Zuidelijke Alpen bewonderen dan op de heenweg. Op de noordelijke punt valt een lange, vreemde landtong op, het lijkt wel een superlange pier. Maar ik zat natuurlijk op heel andere dingen te wachten: Zou Taranaki te zien zijn ? Het noordelijke deel van het Zuid Eiland lag onder een wazig wolkendekje maar gelukkig, in de zeeholte ten westen van Wellington begon het op te klaren. En ja hoor, net aan het randje van het raam zag ik Taranaki in beeld komen. Gelegen tussen een kwart wolkendek in het westen en een kwart wolkendek in het oosten. Midden op de ronde landtong, die we helemaal rond zijn gereden een paar weken geleden stond ‘ie daar te pronken tussen twee wolkendekjes. Lange vertikale banen met sneeuw en een ongelooflijk mooie kegel. De koffie was verder niet meer interessant natuurlijk, gelukkig houdt Paul dat voor me bij maar ik zit continue naar buiten te kijken. Ik had er alleen even tijd voor toen de vulkaan even achter de vleugeltop verdween. Het was ook zo mooi zoals je vanuit het noorden de hele berg kon bekijken inclusief de scherp afgebakende, ronde boscirkel aan de voet van de vulkaan. Wat is ‘tie mooi !!! Ik had ook niet verwacht dat we er zó vlak langs zouden vliegen! Daarnaast waren ook de Sugar Loafs (kleine scherpe bergjes, die de eeuwen geleden ook vulkanen en de voorgangers van Taranaki waren) voor de kust van New Plymouth mooi te zien. Ongelooflijk mooi moet dat zijn, om de vulkaan zo boven de stad uit te zien toornen. De stewardess maakte nog even een praatje met ons over ons volgende reisdoel, Rarotonga, ze was er érg enthousiast over. Dermate zelfs, dat ze, toen ze in Auckland via de boordtelefoon afscheid nam van alle passagiers, zei: ‘And have a lovely week’ hetgeen ze later nog even ‘verbeterde’ met ‘have a lovely day’. Bijzonder aardig.
We hebben nog overwogen om met een overstap van 7 uren hier op Auckland nog even met de bus naar de stad te gaan, maar voor ons allebei hoefde dat niet meer per sé. Op het vliegveld bleek dat je een oprotpremie van $ 25,00 p.p. moet betalen. Daar hebben we nog niet één keer over gelezen. Wel van Rarotonga en mogelijk zal dat op Tahiti ook wel het geval zijn, maar dat dat voor Nieuw Zeeland ook geldt, dat mogen ze vooraf wel duidelijk maken. Affijn, toen we de douane doorwaren gingen we op zoek naar een kantoortje om onze houten schalen terug te krijgen: Paul werd meegenomen de douane weer door, terug naar Nieuw Zeeland, ik bleef in tax-fee-niemandsland achter. Wel aardig is dat ze passagiers die zich te laat bij de slurf melden, hier opzadelen met een schuldgevoel: ‘Your aircraft is ready and all passengers are waiting for YOU’. Veel Polynesische mensen hier, bloemen in het haar, bloemen- en snoepjes slingers om de nek.
We vertrokken keurig om 22.00 h richting Rarotonga. Een vriendelijke ontvangst, de purser kwam zich persoonelijk even voorstellen en we namen afscheid van New Zealand en van regenachtig Auckland. Toen het vliegtuig vaart maakte werden de regendruppels horizontale streepjes en op een gegeven moment werden alle regenstreepjes van het raam weggeblazen. Toen we boven de wolken kwamen zag ik Aldebaraan, het zevengesternte en Orion hoog aan de hemel flonkeren.